315
Van enkele doesoens niet kon worden gerekend. De hoofden, die
opgeroepen werden, verschenen, met uitzondering van een margahoofd,
allen, doch de houding van sommigen deed blijken van lijdelijk
verzet. Toen vriendelijke en billijke terechtwijzingen niet baatten,
bleef er niet anders over dan een krachtig herstel van het gezag, ter
voorkoming vooral dat het voorbeeld van Goemai Oeloe in andere
marga's navolging mocht vinden.
De resident droeg daarom den ambtenaar P. C. Baron van
Eek (die, als wd. adsistent-resident van Tebing Tinggi, den heer
Walland verving), op:
1°. de doesoens en landschappen Goemai Oeloe en Goemai
Talang te bezoeken, daar alle mogelijke inlichtingen in te winnen en
onderzoek te doen wie de opruiers waren van het verzet, en hen,
die zich niet wilden onderwerpen of gevaarlijk geacht werden voor
de algemeene rust, te doen opvatten
2°. bij onderwerping, door hoofden en bevolking op plechtige wijze
en naar 's lands gebruik den eed van trouw en gehoorzaamheid te
doen afleggen;
3°. de uitlevering te eischen van drie geweren, bij de overvalling
van luitenant Göbel (15 April) verloren geraakt, tenzij de hoofden bij
eede verklaarden dat die geweren in het bezit van Pasoemahers
waren
4°. de hoofden, die weerspannig bleven en daardoor de belangen
der bevolking benadeelden, te ontslaan en te doen vervangen
5°. de hoofden te doen beloven dat zij aan geene verdachte of
kwaadwillige vreemdelingen toegang in hunne doesoens zouden ver-
leenen, en hun op te dragen, streng te waken dat niemand hunner
onderhoorigen deelnam aan strooptochten of roofpartijen
6°. te bepalen dat de pasirahs en eenige doesoenhoofden eenmaal
per maand te Lahat moesten verschijnen tot het doen van verslag
omtrent den stand van zaken in hunne marga's en doesoens, terwijl
de hoofden overigens steeds verplicht zouden zijn aan elke oproeping
van den controleur onmiddellijk gevolg te geven
7J. de aanzuivering, binnen eene maand, van de helft der landrente
te eischenen
8°. te vorderen dat de bruggen en wegen naar de verschillende