316
doesoens onmiddellijk in goeden staat zouden worden gebracht.
Met het oog op den onzekeren en dubbelzinnigen toestand, waarin
genoemde landschappen verkeerden, en ook omdat men verwachtte
dat de opstandelingen hulp uit Pasoemah zouden erlangen, werd
bepaald dat de heer Yan Eek op zijn tocht zoude worden vergezeld
door de pradjoerits en door eene troepenmacht van cc. 150 man.
De resident keerde daarop naar Paiembang terug.
De tocht werd den 29en Juni aangevangen; zonder eenige vijande
lijkheden werd, den volgenden dag, de doesoen Padang bereikt.
Alleen werden, in de onmiddellijke nabijheid van deze doesoen, eenige
onschadelijke geweerschoten uit de wildernis gelost.
De doesoen bleek geheel verlaten, naar men voorgaf om huisvesting
te verleenen aan de colonne; de pasirah was voortvluchtig. Ook het
doesoenhoofd van Padang had zich uit de voeten gemaakt, doch
kwam later terug; de andere doesoenhoofden van Tandjoeng
Auer, Sindjor Boelan enGoenoeng Meraksa benevens de
penggawa van Padang meldden zich bij den wd. adsistent-resident
aan, die hun opdroeg, de bevolking te verzamelen en de achterstallige
landrente te innen, en voorts de voortvluchtige en in verzet zijnde
bevolking van Arahan Tiga enSikajoetot onderwerping te trach
ten over te halen. In den namiddag van 1 Juli ontving hij echter
bericht dat die bevolking niet met ons in aanraking wenschte te
komen en dat ook depati Sindang, hoofd van Moeara Doea, en
Lajang Serdang, hoofd van Talang Tinggi, van geene
onderwerping wilden weten.
De wd. adsistent-resident begaf zich nu den volgenden dag, met
70 pradjoerits en eenige hoofden, naar Sikaj oe en Arahan Tiga.
De toegang tot beide doesoens werd een oogenblik betwist door een
paar lilla- en een 20tal geweerschoten, die geene verliezen veroorzaakten;
bij Arahan Tiga werden eenige pradjoerits door randjoes gewond.
Toen de onzen de doesoens binnentrokken, waren deze geheel ont
ruimd; om de gewenschte toenadering te bevorderen, bleven de huizen
gespaard en liet de heer YanEck te Arahan Tiga eene schriftelijke
uitnoodiging tot onderwerping achter. Een paar dagen later werd
deze echter beantwoord met de boodschap, dat men daartoe geens
zins genegen was.