318
door het meerendeel der bevolking bewoond. Er werden geene vijan
delijkheden gepleegd de doesoen betaalde hare landrente (een halven
gulden voor elk gehuwd man) en voldeed onmiddellijk aan den haar
gestelden eisch van kostelooze levering van een karbouw.
Nauwelijks was de colonne te Padang terug, of de wd. adsistent-
resident vernam dat een honderdtal menschen van Groe mai Talang
en Kik im, met 15 geweren en verder met lansen en krissen ge
wapend, zich in de doesoen Tinggi H ari, in de onmiddellijke nabij
heid van Padang, genesteld had. Reeds eenige dagen te voren wa9
het bericht ontvangen, dat deze bende in Groemai Lembak was
aangekomen en zich voorgenomen had, de gemeenschap tusschen
Padang en Lahat te verbreken. De aanvoerder der bende, zekere
Tadjem uit En dik at, zond in den loop van den dag eene bood
schap aan den wd. adsistent-resident, dat hij landrenten betalen en
diensten verrichten wilde, mits hij eene afzonderlijke marga mocht
vormen. Hij ontving tot bescheid dat hij zijne belangen mondeliug
en op eerbiedige wijze kon voordragen, en anders als roover zoude
worden behandeld.
In overleg met den majoor Hagen, colonnecommandant, rukten
de troepen in den vroegen ochtend van 5 Juli tegen Tinggi Hari
op. Zij werden met een hevig geweer- en lillavuur begroet, waar
door twee soldaten (een Afrikaan en een Inlander) licht gewond werden;
maar nadat het gevecht een paar uur geduurd had, namen de op
standelingen, met achterlating van 2 geladen geweren, 3 pieken en
2 krissen, de vlucht. Tinggi Hari, 20 bamboezen huizen en ette
lijke, slechts voor een klein deel gevulde padischuren bevattende,
werd daarop in de asch gelegd, tot straf voor de bevolking die de
bende had binnengelaten en gehuisvest, zonder daarvan naar het zoo
nabijgelegen Padang bericht te zenden. Zoolang de bevolking
zelve niet medewerkte tot het opvatten of verdrijven van op haar
gebied postvattende benden, was herstel van de rust niet wel mogelijk
en om haar daartoe te noodzaken, was er geen ander middel dan
vernieling barer bezittingen. De vernieling van Tinggi Hari was
nog te meer noodig, omdat deze doesoen door hare ligging en door
hare bamboedoeri-pagars goed te verdedigen was en zeer tot ons
nadeel weder door de opstandelingen zoude kunnen worden bezet.