319 De straf bleek eene goede uitwerking te hebben op de verdere bevolking; toen de bovenbedoelde bende zich toegang wilde ver schaffen in de doesoen Goeroe Agong, werd zij daarin door de inwoners dezer doesoen met geweld verhinderd, en weldra meldden een aantal hoofden en personen, die eene kwade gezindheid hadden betoond en in het openbaar of heimelijk hadden deelgenomen aan het verzet, zich ter onderwerping aan. Nu zich aldus de zaken in den omtrek van Padang ten beste schikten, werd overgegaan tot eene militaire vertooning in Goemai Talang, dat nog „volstrekt diende bezocht te worden." Den 19en Juli rukte daartoe de colonne, bestaande uit 150 soldaten en 60 pradjoerits, uit onder bevel van majoor Hagen. Terwijl men dien dag verblijf hield teSoekaramé, werden den volgenden de doesoens Tandjoeng Br in gin, Tandjoeng, Mandiangin, Ngalam, Loeboe Padang en Moeara Gloempai bezocht. Te Man diangin werd, door een 70tal opstandelingen, een hevige tegen stand geboden; de doesoen moest stormenderhand worden veroverd, waarbij onzerzijds een Inlandsch soldaat gewond werd. De vijand had, voor zoover bekend, 4 dooden. Den 21en Juli hield de troepen te Moeara Gloempai stand; de wd. adsistent-resident, die door den controleur H. M. Botter en verscheidene Inlandsche ambtenaren vergezeld werd, deed inmid dels pogingen om de gevluchte bevolking tot terugkeer en onder werping te bewegen, maar slechts enkele personen kwamen zich daartoe aanmelden. Den 22™ werd de marsch voortgezet naar En dik at. Deze doe soen bestond slechts uit acht bamboezen huizen, meestal van de ellendigste soort, doch zij was door de natuurlijke gesteldheid van het terrein buitengewoon geschikt voor tegenstand, en de opstandelingen, die zich hier (de woonplaats van Pirahoen) verzameld hadden, maakten meesterlijk gebruik van de gelegenheid. Nabij de doesoen betwistten zij den onzen den weg door een hevig geweer- en lillavuur uit eene, voor dezen ontoegankelijke hoogte, en ook de doesoen zelve werd krachtig verdedigd. De troepen slaagden er echter in, den vijand achtervolgend uit zijne stellingen en ien slotte, stormenderhand, ook uit de doesoen te verdrijven. Verscheidene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 325