320 soldaten en pradjoerits bekwamen randjoewonden, overigens werd van onze zijde geen verlies geleden. De doesoen werd aan de vlammen opgeofferd, ten einde, zoo mogelijk, de faam van heiligheid aan P i r a- hoen te ontnemen. Yan Endikat werd nog denzelfden dag voortgerukt naar Darmo en Ngalam. Bi] een aanval, gedurende dezen marsch, door eenige opstandelingen op de achterwacht, gericht, sneuvelde een Europeesch korporaal. De 23en werden Mandiangin, Tanah Pili, Tandjoeng Bringin en Soekaramé weder bezocht, zonder dat eenige ontmoeting plaats had; den 24en keerde de colonne daarop van laatstgenoemde plaats naar Lahat terug. Yoor het jaar 1857 namen de krijgsverrichtingen hiermede een einde. Bij den hier vermelden marsch, die tengevolge van het bergachtig terrein hoogst vermoeiend was geweest, waren, behalve Mandian gin en Endikat, alle bezochte doesoens verlaten bevonden. Zij bleven echter gespaard, zoowel omdat men kon aannemen dat zoo niet alle, althans een deel der inwoners zich meer uit vrees dan uit vijandelijke gezindheid uit de voeten had gemaakt, als omdat de bewoners van Doem ai Talang van nature tot eene zwervende levenswijze geneigd waren. De wd. adsistent-resident berichtte hier omtrent „De schrale grond verplicht hen tot het maken van ladangs af gelegen streken uit te zoeken; sawahvelden bezitten zij niet; zij zijn arm. Het heeft vroeger veel moeite gekost het zoover te bren gen dat de doesoens aangelegd en bewoond werden; wel is waar zijn de doesoens nog klein en wordt elk huis door verscheidene familiën bewoond, doch de oude adat, om zich door omzwerving aan toezicht en bestuur te onttrekken, was in de laatste jaren reeds veel ver minderd, en zou door verwoesting van de doesoen opnieuw en in grootere mate gevolgd worden. Ik bepaalde mij dus tot de vernie ling van Endikat, waar de tegenstand het grootst was; omtrent Mandiangin besliste ik, dat deze doesoen afgebroken en de huizen weder te Tanah Pili, in de nabijheid van Mandiangin, opge bouwd zouden worden. Dit bevel zal zonder veel moeite opgevolgd worden, want de bovenlanders hebben zelf een afkeer van eene

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 326