26
„gaan, dan was het wel deze ambtenaar, wegens diens kennis vao
„land en volk. Hij zou in staat zijn het verloren gezag weder lang
zamerhand te doen herleven en ons moreel evenwicht te herstellen.
„Geen overwicht, alleen op onze bajonetten rustende, maar voort
spruitende uit een rechtvaardig en billijk bestuur. De militaire com-
„mandanten hadden dat overwicht nooit kunnen verkrijgen; niet
„alleen door hunne weinige kennis van 's lands instellingen, zeden en
„gewoonten, maar ook omdat hun de tijd ontbrak, zij zich niet konden
„bewegen en te veel aan hunne militaire bezigheden gebonden waren
„en alzoo de civiele zaken als bijwerk behandelden."
Terwijl de colonnes zich nog'te Tebing Tinggi ophielden, ont
ving De Brauw de tijding dat, eenige dagen na de bestraffiug van
LintangKiri, Radja Tiang A lam wederom in deze marga
gekomen was, en een der hoofden die zich wilde onderwerpen, ver
moord had. Naar de meeuing der Inlandsche ambtenaren behoefde
die wederverschijning echter geene bezorgdheid te wekken.
De Brauw besloot alzoo, daartegen geene militaire maatregelen
te beproeven, waarvan trouwens toch geen afdoend gevolg zou kunnen
worden verwacht, maar de troepen en koelies niet langer in grooten getale
in het zoo ongezonde Tebing Tinggi bijeen te houden. Behalve
het vaste garnizoen liet hij hier slechts 2 compagnieën en 300 koelies
achter voor eventueele excursiën.
Twee compagnieën (de 2e en 5e) van het 5e bataljon benevens de
artillerie vertrokken dan -ook reeds den 26en Mei naar Lahat, ten einde
met de hier aanwezige 3e compagnie van dat korps eene colonne te
vormen onder bevel van den majoor H. W. van Rijnbergh, be
stemd om de nog onwillige Mo el a k- en G oem ay-districten tot
onderwerping te brengen.
De 3e compagnie van het 7e en de le (Europeesche) compagnie
van het 5e bataljon vertrokken den 3en Juni van Tebing Tinggi naar
Palembang, met den resident en militairen commandant De Brauw.
Die troepen werden aangewezen om onderweg een einde te maken
aan het verzet in Boel an Tengah, waar, gelijk wij in het volgende
hoofdstuk zullen zien, Dragam nog steeds een hoogen toon voerde.
Wordt vervolgd.) E. B. Kielstra.