- 332 -
aangenomen om tegen het geweer te schermen. Ik merk op, dat
deze positie in de 3° en 4° les (linksche stelling, blz. 30 Yoorl.
Yoorschr.) eene onmogelijkheid wordt; indien de sabreur wer
kelijk het scherp rechts wendt en de wapens links doet aanleggen,
kan hij geen enkelen omhaal verrichten door zijne verwrongen houding
en door het geweer van zijn tegenpartij dat hem ten eenen male
in alle handelingen belemmert.
Neen, voor lessen in den aanleg links heeft Siebenhaar eene posi
tie le Afdeeling met het scherp links in het leven geroepen.
Ik vraag mij af, waarom niet in dit Yoorloopig Voorschrift in
twee bladzijden druks een kort uittreksel van den sabelcursus uit Sieben
haar is opgenomen.
Het commando: „Stelling" (blz. 40 Siebenhaar) wordt dan: „Tot
gevecht positie".
Eene positie 2e Afdeeling (blz. 43 4 Siebenhaar) kan dan ver
vallen benevens alle 28 oefeningen en lessen, welke misschien nog
eene dankbare plaats zullen vinden in onze 3° Afdeeling (Assauts)
van het Yoorloopig Voorschrift.
Ook dient daarin de groet met de sabel beschreven te worden (blz.
45 10 Siebenhaar), daar deze beschrijving in hooge mate onduidelijk
is en tot zeer verschillende uitvoeringen aanleiding geeft.
Wat het vechten (trekken) betreft is het ter nabootsing van de
werkelijkheid noodig
I. Dat de strijdende partijen werkelijk op elkander inloopen of wel
dat een van beiden op den ander ingaat in de positie 147 Recru-
tenschool en uit deze positie met het geweer voor het lichaam
in de gevechtstelling komt.
II. Dat het beide partijen geoorloofd is, zoo dikwijls achtereen te
stooten of (en) te houwen als zij daartoe in staat zijn, en niet elke
partij om de beurt aanvaller is 15 Voorl. Yoorschr).
III. Dat het gevecht gestaakt wordt, nadat de eerst volle (doodelijke)
stoot (houw) is toegebracht, ter beoordeeling van den onderwijzer;
de overwinnaar wordt ten aanschouwe van de klasse geprezen
en de overwonnene berispt; nu wordt niet meer door die personen
gestreden.