333 -
Ook dienen het saluut en de wederzijdsche complimenten (§15
Voorl. Yoorschr.) achterwege te blijven bij de beoefening van het
gevecht; deze paragraaf moet eveneens delogeeren naar de 3e Af-
deeling (Assauts); al zien wij nu bijv. in den cavaleriestrijd bij
Wisokow nabij Nachod, in den Pruisisch-Oostenrijkschen oorlog,
(1866) den majoor Graaf Solms, persoonlijk het 5e eskadron Ferdi-
nand-kurassiers aanvoerende, en den Duitschen kolonel Yon
Treskow, evenzeer voor zijn 1° ulaneneskadron chargeercnde, op
elkander instormen, beide commandanten naderbij gekomen eerst
elkander salueeren alvorens van leer te trekken, zoo is het toch
volstrekt overbodig onze soldaten te laten salueeren in den strijd en
bij de oefeningen voor dien strijd, alvorens zij het handgemeen aan
vaarden; dit is te edel.
Men prente den soldaat in, dat hij een edel mensch is, indien hij
zijne vijanden zoo spoedig en in zoo groot mogelijk aantal neervelt.
Willem I, 19 Juni 1889.
De Kock van Leeuwen,
luitenant der Infanterie.