343 vangrijken werkkring heeft, dan zal moeien worden toegegeven dat die bij de uitbreiding der formatie tot eene totale sterkte van ongeveer 175 minderen niet onbelangrijk verzwaard wordt en dat, hoewel hij voor de administratieve werkzaamheden kan beschikken over de hulp van don fourier (art. 11, R. I. D), dientengevolge de wenschelijk- heid kan ontstaan hem van een gedeelte der op hem rustende ver plichtingen te ontslaanhet beste zou dit kunnen geschieden door den sergeant-majoor uitsluitend met de administratieve werkzaam heden te belasten en het overige gedeelte van zijn werkkring over te brengen op den adjudant-onderofficier der compagnie, bij wien dat, als de hoogste in graad zijnde onderofficier, eigenaardig te huis behoort. De voornaamste diensten, thans door de twee bij den staf van het korps ingedeelde adjudant-onderofficieren verricht, bestaan in de werk zaamheden verbonden aan het administratief beheer van den kleinen staf (art. 16, R. I. D.) en den dienst van adjudant-onderofficier dor week (art. 46, R. I. D.); eerstgenoemde zijn ook, sedert het vroegere generaal-dagelijksch rapport (art. 63 van het vervallen R. I. D vervallen is, van zeer weinig beteekenis en kunnen zeker zonder groot bezwaar door een der andere gegradueerden van den staf van het bataljon worden verricht, terwijl de dienst van adjudant-onder- officier der week kan worden opgedragen aan den adjudant-onderofficier der compagnie, welker commandant met den weekdienst is belast, het geen gelet op de verhouding, welke volgens het R. I. D. tusschen den kapitein en den adjudant-onderofficier der week bestaat, een zeer ge" lukkige oplossing mag geacht worden en krachtig kan medewerken tot het bij de jongste reglementen-herziening terecht op den voor grond geplaatste beginsel van de zelfstandigheid en verantwoordelijk heid der compagniescommandanten. Daar één der adjudant-onder officieren volgens het bepaalde in art. 16, R. I. D., wanneer het vaandel mede uitrukt, belast is met het dragen daarvan, zou, indien men de beide adjudant-onderofficieren wilde laten vervallen, in dien dienst op an dere wijze moeten worden voorzien. Maar hoe dan ook, een hunner is zeker volkomen overbodig en tegenover de vermindering van twee lui tenants staat dus per bataljon een vermeerdering van twee of hoogstens drie adjudant-onderofficieren; meerdere uitgaven zijn derhalve aan den maatregel niet verbonden, integendeel, terwijl hij bovendien krachtig

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 349