353
van een hoorn voorzien moet zijn en dien moet kunnen gebruiken.
In de formatie der compagnie moet dus gerekend worden op 2
tamboers en 1 hoornblazer met inbegrip der mogelijk noodige élèves,
onder bepaling dat de opleiding bij de korpsen plaats heeft en dat
de aanvulling alleen uit de geheel afgerichte fuseliers geschiedt.
Het is zeker niet overbodig hier het een en ander in het midden te
brengen omtrent de bewapening van de tamboers en hoornblazers
alsmede van de sergeant-majoors, adjudant-onderofficieren en andere
niet-geweerdragenden der infanterie; talrijk zijn, vooral in de laatste
jaren, de gevallen geweest waarin het onhoudbare van den tegen-
woordigen toestand in dat opzicht overtuigend aan het licht gekomen
is, in die mate zelfs dat eindelijk die quaestie officieel aanhangig is
gemaakt; de oplossing daarvan is dan ook inderdaad urgent
te achten.
Volgens sommigen zou het noodig zijn om de tamboers en hoorn
blazers van geweren te voorzien en te velde is dan ook dikwijls
dienovereenkomstig gehandeld, zelfs de sergeant-majoors rukten niet
zelden met een geweer uit; ook wordt beweerd dat in de eerste plaats
elke hoornblazer een geweerdragend man dient te zijn. Het een
noch het ander kan echter juist worden geacht.
Vooreerst is de behandeling van een geweer voor een tamboer
totaal onmogelijk, daar dit de vrije beschikking over beide handen
vereischt; ook een hoornblazer heeft voor die behandeling in den regel
slechts een hand beschikbaar, wil hij althans ais hoornblazer niet
totaal onbruikbaar zijn, daargelaten nog dat het dragen van een
geweer met steeds opgeplante bajonet aan den riem bepaald lastig
ie. Maar zelfs afgescheiden daarvan is het toch duidelijk dat een
met een geweer gewapende hoornblazer, wanneer hij aan het vuur
gevecht deelneemt, voor zijn eigenlijken werkkring niet beschikbaar
is; zal hij ste'eds kunnen doen, wat onze voorschriften verlangen, dan
moet hij zijn aandacht bepalen tot zijn eigenlijken werkkring; het
een sluit het ander uit en de bewapening moet dus slechts dienen
tot onmiddellijke lijfsweer, maar is dau ook uit dat oogpunt be
schouwd bepaald noodig, daar de toestanden meermalen kunnen
meebrengen dat hij zich zonder hulp van kameraden verdedi
gen moet.