354
Het eeuige wat voor een bewapening met geweer misschien zou
kunnen worden aangevoerd is, dat, zonder de hoornblazers aan het
vuurgevecht te laten deelnemen, men in geval van nood over eenige
geweren meer per compagnie kan beschikkendit argument heeft
echter al zeer weinig waarde, want op een sterkte van ongeveer 120
geweerdragendeu doen een viertal geweren meer of minder niets ter
zake en is de nood eenmaal aan den man en de sterkte zoodanig
verminderd dat dit wel het geval wordt, dan is ook het aantal
dooden en gewonden zoo groot dat er geweren en patronen genoeg
beschikbaar zijn om de niet-geweerdragenden daarvan tijdelijk te
voorzien.
Maar afgescheiden van een en ander zijn er voor onze toestanden
en gelet op het normale geval van gevechten tegen een Inlandschen
vijand, tegen een bewapening met geweer overwegende bedenkingen.
In zulke gevechten, en dit wordt thans gelukkig uitdrukkelijk in het
„Voorschrift voor het gevecht" gezegd, is het dikwijls zaak zooveel
mogelijk te letten op het meevoeren van gewonden en wapens van
hen die gevallen zijn; behalve de gewone middelen nu, welke daar
voor bestemd maar niet altijd toereikend zijn, is het zeer noodig per
compagnie eenige niet-geweerdragenden beschikbaar te hebben, ten
einde zoo noodig bij het een of het ander behulpzaam te zijn; de
ondervinding heeft afdoende bewezen dat dit vooral voor het meevoeren
van wapens van overwegend belang is te achten, aangezien andeis
daarvoor onmogelijk afdoende zorg kan worden gedragen; die de
practijk in deze kennen, zullen dit wel willen toegeven.
Het vorenstaande samenvattende, blijkt alzoo dat van eene bewa
pening met geweer in geen geval sprake mag zijn maar dat bewa
pening met het oog op onmiddellijke lijfsweer, dus met een revolver
noodig is; dit geldt zoowel voor de tamboers en hoornblazers als
voor alle andere niet-geweerdragenden der veldbataljonsook voor
den staffourier heeft eene bewapening met het geweer geen zin en
verdient dus afkeuring; een revolver is voor hem een beter wapen.
Reeds werd met een enkel woord er op gewezen dat, hoewel bij
de formatie niet bekend, toch officieel erkende muziekkorpsen bij de
infanterie bestaan.
Aanvankelijk geregeld bij de Alg. Order N°. 38 van 1870, werd