855 de regeling dezer aangelegenheid nader herzien bij de A. O. N°. 58 van 1883. Muziekkorpsen hebben bij de infanterie een tweeledig doel. Zij dienen te velde tot opwekking van het moreel en om zich zoo mogelijk bij den stormaanval te doen hooren, ofschoon daarvan in den regel met het oog op de verliezen wel geen sprake zal kunnen zijnboven dien in het garnizoen tot opluistering van plechtigheden, opwekking bij vermoeiende oefeningen en veraangenaming van het leven van den soldaat. Algemeen wordt dan ook het nut en de noodzakelijkheid van muziek korpsen bij de infanterie erkend en van Regeeringswege de oprichting en instandhouding daarvan door het toestaan van personeele en ma- terieele middelen mogelijk gemaakt; zoo kent de formatie in Nederland per regiment een muziekkorps van 18, bij het regiment grenadiers en jagers van 20 muzikanten. Wanneer alzoo elders erkend wordt dat het leger aan muziek korpsen behoefte heeft, hoeveel te meer is dat dan niet in onze toe standen het geval, in een omgeving die meestal toch al zoo weinig opwekkend is en die toch al zoo het gemis doet gevoelen van genoegens en verstrooiingen welke in Europa, naargelang van middelen en eischen, als het ware onder ieders bereik liggen. En toch wordt van Regeeringswege bij ons weinig gedaan om die zoo noodzakelijke muziekkorpsen in het leven te roepen of in stand te houden; het op de been houden toch van de zeer goede stafmuziek te Batavia alsmede het bij de formatie toestaan van twee stafhoorn blazers per veldbataljon en van eenige stafhoornblazers bij de andere korpsen kan wel niet als zoodanig gelden. Het is daarom geenszins overdreven den eisch te stellen, dat ook in dit opzicht binnen redelijke grenzen bij de aanstaande reorganisatie der infanterie met de bestaande en erkende behoefte rekening gehouden wordt. Zoolang aan die behoefte niet voldaan is, zal men wel moeten voortgaan in den geest, zooals tot nog toe geschied is binnen de grenzen der formatie en door zg. vrijwillige bijdragen, uitsluitend of in hoofdzaak van de troepenofficieren der infanterie, zich te behelpen. Hoe onbillijk dit nu ook moge zijn, daar juist die troepenoffieioren Dl. II, 1889. 23

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 361