358 onderwijzend personeel bestaan er alle redenen om te beweren dat een en ander daarbij belangrijk winnen zal in verband met de eischen dat de tamboers en hoornblazers niet anders dan uit de afgerichte soldaten mogen worden aangevuld, dat de fuseliers die een instrument blazen in de eerste plaats tot hoornblazer moeten worden opgeleid en dat de muzikanten zooveel mogelijk uit de hoornblazers belmoren te worden genomendan kunnen de stafhoornblazers van de depot bataljons evenals alle stafhoornblazers, welke in de formatie van de strafdetachementen en de garnizoensbataljons zonder muziek zijn uitgetrokken, geheel vervallen. Voor het onderhouden der geoefend heid van eenmaal afgerichte tamboers en hoornblazers zijn zij niet noodig, daar dit zonder eenig bezwaar aan den korporaal-tamboer bij die korpsen kan worden opgedrageneen groot deel van de tamboers en hoornblazers van de garnizoenstroepen wordt zelfs als zoodanig in het geheel niet meer geoefend, omdat ter plaatse geen gegradueerde tamboer in de sterkte is, terwijl bij de veldbataljons de beide staf hoornblazers bij de muziek ingedeeld zijn en alleen de korporaal-tam boer met de oefening der tamboers en hoornblazers belast is. "Wordt dan eindelijk nog bepaald dat één of meer korpsen tijdelijk geen muziek zullen bezitten, wanneer door gemis aan voldoende stof niet bij alle, welke hiervoor in aanmerking komen, een voldoend mu ziekkorps aanwezig kan zijn en dat daarvoor in de eerste plaats die korpsen in de termen vallen, welke met andere, die wel muziek heb ben, in een zelfde garnizoen gelegerd zijn, dan zou ook dat een groote verbetering moeten geacht worden en zou er geen bezwaar tegen zijn het emploijeeren van kader bij de muziek te verbieden. Doch wat in de tegenwoordige regeling ook te verbeteren moge vallen, voor alles blijft het noodig dat in de nieuwe formatie, zij het dan ook op meer bescheiden en beperkter voet dan thans op de be hoefte aan muziekkorpsen bij de infanterie worde gerekend. Al het voorgaande thans samenvattende, komt men dus tot de volgende formatie:

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 364