399 Op Atjeh waren enkele stukken op dergelijke affuiten geplaatst. Voor het overige liggen de vuurmonden op de muren en wallen, terwijl de kulas in den regel van achteren gesteund wordt door in den grond geslagen palen. Enkele zijn geheel of gedeeltelijk ingegraven. De projectielen laten veel te wenschen overzelden zijn het kogels van het goede kaliber. Veelal gebruiken zij dan ook maar stukken van oud ijzer, steenen en harde zelfstandigheden, somtijds kettingkogels. Het laadgereedschap ontbreekt. Het kruit wordt er los ingebracht en hierop hetgeen als projectiel dienst moet doen en de proppen. De vuurmond wordt dikwijls overladen en het gevaar, om hem af te schieten, is alles behalve gering. In den kraton te Atjeh vond men een bronzen kanon, lang 5,52 M. en van 17 cM. kaliber, waarin eene lading van 4 Meter. Het lag plat op den grond, onder eene zekere helling en moest waarschijn lijk alleen gediend hebben bij een aanval en wel bij het overgaan der gracht. De lading bestond uit: 1°. 10 KGr. Engelsch buskruit in een kardoes van gevlochten biezen; 2°. een prop van kapok 3°. een bekapte Y. 24 ffier kogel; 4°. een Y. kogel van 12 met Arabisch opschrift; 5°. een zak met eenige honderden looden geweerkogels; 6°. een paar handen vol gekapt lood 7°. een lange kartets, bestaande uit eene bus van opgerold plaatijzer met omgeklonken bodem en deksel, welke bus gevuld was met gekapt ijzer, granaatscherven, enz. Toch staken de Atjehers zulke geladen stukken af, want er werd een stuk gevonden, waarvan het achterste gedeelte was af gesprongen, doordien men er een niet gesprongen 16 cM. puntgranaat van onze schepen op onhandige wijze in had kunnen laden. Twee andere stukken waren tot ter hoogte van den kulas verbrijzeld en één was in stukken gesprongen. Kunnen zij eenige stukken op ons veroveren, dan brengen zij hiermede veel nadeel roe en kost het veel moeite en krachtsinspanning om weder in het bezit er van te geraken, daar zij ze met de meeste hardnekkigheid verdedigen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 405