406 De militaire bevelhebber gaf te kennen, dat de vijand, door den marsck van het 14e bataljon langs den Blang Pandjang en vervolgens door het bezetten der stelling in den rug van 's vijands positiën, zich in den rug bedreigd ziende, spoedig zijne stellingen zou verlaten; dat met grond verwacht werd, dat er weinig tegenstand zou worden geboden en dat 's vijands versterkingen alleen door een zeker aantal bewakers zouden bezet zijn. De vluchtelingen, opgejaagd door het 12e bataljon op de landtong, zouden vermoedelijk eene retraite zoeken door eene in de nabijheid zijnde doorwaadbare plaats in de lagune, waarbij zij dan door het 14e bataljon konden opgevangen worden. De bewakers van de versterkingen Moern Baté en Kota Toeangkoe zouden een goed heenkomen zoeken, zoodat de colonne Yeerman zich met succes van hare opdracht kon kwijten. Al verder zou een oorlogsschip tegenover Koewala Gighen post vatten, om het mogelijk naderen van vijandelijk volk uit oostelijke richting te bemoeilijken. De wijze, waarop het 14e bataljon zou stelling nemen, werd aan den korpscommandant overgelaten, wien voorts werd aanbevolen, toe te zien, dat, ter voorkoming van ongelukken, de naderende colonne Yeerman niet voor vijand werd aangezien. Wanneer daarvoor gelegenheid was, moest het huis van Kitjik Bini Kroëng worden verbrand, als zijnde deze de leider van den tegenstand, die daar tegen ons werd gevoerd. Aan de bevriende bevolking buiten de linie zou van de nadering onzer troepen worden kennis gegeven, met aanbeveling binnen de kampongs te blijven, doch in ieder geval moest er voor worden ge zorgd, dat Atjehers de troepen niet te dicht naderden. Al verder werd nog medegedeeld dat de batterij bergartillerie op den 26en Juli 's morgens eene militaire wandeling zou maken van Kota Radja naar Pakan Kroëng Tjoet, om voor het geval hare hulp noodig was, dan hulp te kunnen verleenen. De troepen, die des nachts uitrukten, zouden het ontbijt me- denemen. De commandanten der detachementen genietroepen zouden

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 412