- 407
's vijands geschut en lilla's met dynamiet laten springen, na ze éérst
in den grond te hebben begraven.
Door den commandant van het 14e bataljon werd de vraag gedaan,
of de zwakke colonne Veerman in den marsch langs het zoo moeilijk
begaanbaar voetpad bij de lagune het niet te kwaad kon krijgen tegen
overmacht, vooral, omdat zij van de andere colonnes bij haren op-
marsch geene ondersteuning of hulp te wachten had, waarop door
den bevelhebber werd gezegd, dat daarvoor geene vrees behoefde te
bestaan, omdat de luitenant Veerman zeer bekend was met de toe
standen en het terrein aldaar.
Later werd nog door den chef van den staf medegedeeld, dat de
infanterie geen gevechtstrein zoude medevoeren, maar dat elk ge-
weerdragende moest voorzien zijn van 90 stuks scherpe patronen,
waarvan een gedeelte moest worden gedragen in de broekzakken
van den man.
Overgaande tot de beschrijving van hetgeen door het 14e bataljon
op den 260n Juli jl, is verricht, zal daaraan voorafgaan eene sterkte
en indeeling.
Infanterie.
De commandant van het 14e bataljon, commandant der colonne,
1 eerste luitenant-adjudant,
1 adjudant-onderofficier,
1 korporaal-tamboer,
4 kapiteins,
9 luitenants,
4 sergeant-majoors,
17 Europeesche en Inlandsche tamboers en hoornblazers,
350 Europeesche en Inlandsche geweerdragende onderofficieren
en minderen,
2 officierspaarden.
Cavalerie.
1 eerste luitenant,
1 opperwachtmeester,