420 en een paar dagen later (5 December) werd gemeld dat Pirahoen het voornemen had, naar Loeboe Sepang (marga Goemai Lembak) te komen en vandaar een aanval op Lahat te ondernemen. Uitgezonden spionnen bevestigden weldra de juistheid van een en ander, en tijdingen, meldende dat eene rooversbende van 30 a 40 man, uit Goemai Oeloe afkomstig, de veiligheid der gemeenschap in de om streken van Lahat wilde bedreigen, maakten een krachtig optreden tegen de onruststokers meer en meer noodig. Daartoe door den resident uitgenoodigd, begaf zich de luitenaut- kolonel Lammerde mitsdien, met 1 officier en 50 mindere militairen, den 14en December van Palembang naar Lahat, ten einde des- vereischt „door het in werking stellen der militaire macht" aan de rustverstoringen een einde te maken. Nadat minnelijke pogingen tot dit einde hadden gefaald, rukte Lam merde, vergezeld van den adsistent-resident van Tebing Tinggi, J. C. W. Baron van Heeckeren tot Waliën, en den controleur van Lahat, H. M. Botter, den 13en Januari uit met eene colonne van 7 officieren, 135 minderen, 25 pradjoerits en 1 mortier. Zoodra de resident hiervan kennis kreeg, stelde hij „in het belang der openbare veiligheid en rust en ter voorkoming later van weerspannigheid" eene premie van ƒ500. op de uitlevering van Pirahoen; want schreef hij„zoolang men dezen persoon, die al sedert een geruimen tijd aan het hoofd staat der beweging en alle mogelijke pogingen iu het werk stelt om oproer en ongeregeldheden te verwekken, niet machtig is, is het te vreezen dat er nimmer een eind zal komen aan de reeds zoo geruimen tijd bestaande verwikkelingen in Lematang Oeloe. Dit beruchte hoofd der muitelingen reist nu het land door en het schijnt hem te gelukken, bij de bijgeloovige bevolking een aanhang te vormen en deze tot verzet op te ruien". De colonne marcheerde van Lahat zuidwaarts, over Loeboe Sepang, naar het landschap Goemai Lembak, waar zij weldra uit het bosch beschoten werd. Dit vuur, door de onzen beantwoord, hield een half uur aan, zonder nadeel toe te brengen. Daarna weder den marsch vervolgende, stootte de colonne omstreeks 3 palen gaans verder op twee kleine bentengs, waaruit zij, zoodra zij in het gezicht kwam, door een sterk lilla- en 'geweervuur werd begroet. Na en-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 426