423 - De adsistent-resident van Tebing Tinggi en de controleur van La hat drongen er beiden op aan, dat de Goemai-marga's door eene troepenmacht zouden worden bezocht en tot onderwerping ge dwongen. Hunne politiemiddelen, verklaarden zij, waren op verre na niet toereikend om de kwaadwilligen te beteugelen. De luitenant-kolonel Lammerde begaf zich derhalve, op uitnoo- diging van den resident, opnieuw naar La hat, ten einde zich daar op de hoogte der zaken te stellen en, zoo noodig, met kracht op te treden (14 September). Hij werd vergezeld door een militair detachement (1 officier en 30 man) en deed intusschen het garni zoen van Lahat met een 75-tal manschappen van Tebing Tinggi versterken. De adsistent-resident ontving de opdracht ,,ten laatsten male eene poging te doen om de weerspannigen in onderwerping te doen komen en hun de gevolgen hunner weigering te doen voorhouden, doch, wanneer zulks niet mocht baten, alsdan de militaire macht in te roepen." In hoever die poging nog werd aangewend, is ons niet gebleken; zeker is het dat zij, zooal beproefd, tot geen gunstigen uitslag leid de, want den 8™ October 1858 ontving de resident te Palembang bericht, dat in het begin dier maand de doesoens Djati en Slawé, beide in Goemai Oeloe en niet ver van Lahat gelegen, door een 500-tal kwaadwilligen [uit de Goemai-marga's overrompeld en bezet waren, terwijl de bewoners van die doesoens de vlucht had den genomen. De resident, van oordeel dat „zulk een inbreuk op het wettig ge zag, door rechtstreeksche onderdanen der regeering gepleegd, nood wendig repressie vorderde", verzocht denzelfden dag aan den luite nant-kolonel Lammerde, die zich nog te Lahat bevond, zijne tus- schenkomst te verleenen, ten einde de rebellen uit genoemde doesoens te verjagen en de rechtmatige bewoners de gelegenheid tot terug keer te schenken. Ter voldoening aan deze uitnoodiging rukte Lammerde den 17en October uit met eene colonne van 8 officieren en 280 mindere mili tairen, benevens twee handmortieren. Haar hij vernomen had, was het aantal vijanden binnen Djati tot een 800-tal aangegroeid, waar van 1li gedeelte met geweren gewapend was; de doesoen zou ver der verdedigd worden met 8 lilla's en eenige donderbussen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 429