424
Langs drie verschillende wegen naderde de colonne de doesoen
Djati; toen zij deze bereikt hadden, gaf' het vuur uit de mortieren
het sein tot een gecombineerden aanval, die echter geheel mislukte.
Herhaalde stormen werden beproefd, doch afgeslagen, en toen einde
lijk de onzen 4 dooden en 23 gewonden waaronder de kapitein der
artillerie C. J. Coostermans, die aan zijne wonden overleedbekomen
hadden, zag Lammerée zich verplicht tot den terugtocht. Hij zond
de gewonden naar Lahat en vestigde zich met zijne troepen inde
doesoen SI a wé, die, ®/4 paal van Djati verwijderd, bij den op-
marsch doorzocht en verlaten gevonden was. Hij achtte de bezetting
van Sla wé noodig „om den indruk onzer macht tegenover deinde
nabijheid verschanste muitelingen te handhaven en de in de nabijheid
van Lahat gelegen marga's niet tot verzet aan te moedigen en aan
onze macht te doen twijfelen".
De luitenant-kolonel Lammerée schreef tegelijkertijd aan den
resident: „De ondervinding bewijst maar al te zeer, dat het verzet
niet gedeeltelijk, maar algemeen is, en meer en meer veld wint.
Zooals ik voorspelde, schieten mijne middelen te kort om voortaan
offensief te handelen. Het zal dienstig zijn, bij de regeering aanzoek
te doen om van Java 5 a 600 man herwaarts te zenden, ten einde
met krachtdadige maatregelen op de verschillende punten, waar de
rust gestoord en ons gezag krachteloos is, te kunnen handelen en
zoodoende verdere onheilen te voorkomen".
Tegenover Djati alleen meende hij intusschen dat zijne macht vol
doende zou zijn, indien daarbij eenig geschut werd gevoegd. Hij
ontbood denzelfden dag (17 October) van Tebing Tinggi de aldaar
aanwezige 2 metalen 2 ®-ers op veldaffuit, met zooveel artilleristen
als zouden kuDnen worden gemist. Toen dit geschut, geëscorteerd
door een te Boengamaas geplaatst detachement (hetwelk tijdelijk
door pradjoerits vervangen werd), den 22en te Sla wé was aange
komen, besloot Lammerée den volgenden dag tot een nieuwen
aanval, hoewel zoo meldde hij den resident de van het civiel
bestuur ontvangen berichten weinig hoop gaven op succes. Vol
gens die berichten zou het getal opstandelingen binnen Djati
cc. 3000 man bedragen, gewapend met 507 geweren en 13 lilla's;
maar de goede geest der troepen, die „met voorbeeldelooze geestdrift"