425
oprukten, deed Lammerée over zijne bezwaren heenstappen.
Met 9 officieren en 260 minderen marcheerde hij alzoo den 23en op
nieuw tegen Djati op. Het vuur uit de beide kanonnen bleek echter
weinig uitwerking te hebben, en tevergeefs trachtte men bres te
schieten. Eene poging, om door lichtkogels uit de mortieren brand
in de doesoen te veroorzaken, had beter gevolgweldra stegen uit
de doesoen de vlammen omhoog, en kon men de hoop koesteren dat
de verdedigers daardoor tot den aftocht zouden worden verplicht.
Met de beide tweeponders rukte nu een sterk peloton infanterie op,
tot 60 passen afstand van de doesoenmaar 's vijands vuur was
zoo hevig, dat de positie der onzen niet lang houdbaar was. Eene
andere afdeeling troepen werd thans derwaarts gezonden om hen te
ondersteunen en, zoo mogelijk, een storm te wagen. Die storm werd
inderdaad, onder aanvoering van de le luitenants J. Tomei,H. "W.
C. van Stuwe en N. Yolkerts, ondernomen, maar hij liep onge
lukkig af: met een verlies van 1 doode en 11 gekwetsten, waaronder
eerstgenoemd officier, moest men terugtrekken.
Het gevecht had reeds meer dan 4 uren geduurd, zonder dat men
een stap verder gekomen was, en toen Lammerée, van de bij de
colonne aanwezige Inlandsche hoofden de verzekering ontvangende
dat de doesoen schier geheel verbrand was, intusschen bespeurde
dat 's vijands vuur nog niet in het minst verflauwde, kwam hij tot
het besluit, den strijd te staken en weder naar Sla wé terug te
keeren. Meer nog dan vroeger overtuigd dat zijne middelen te
kort schoten om offensief te handelen, en weldra vernemende
dat het verzet „met reuzenschreden" toenam en zoowel de om
streken van L a h a t als de gemeenschap met Lematangllir bedreigd
werden, achtte hij het raadzaam om, ten einde nog te behouden wat
behouden kon worden, te Lahat eene defensieve stelling in te nemen.
De colonne keerde alzoo den 24en October in haar geheel naar
Lahat terug.
De legercommandant, generaal Van Swieten, was van meening
dat het zenden van troepen van Java, ter bedwinging van Le ma-
tang Oeloe, onnoodig was. Hij toonde aan, dat men uit de
garnizoenen van Palembang, TebingTinggi en Lahat, versterkt