430
2 metalen tweeponders op veldaffuit, 2 mortieren van 13 en 4 mortieren
van ll112 duim.
In den vroegen morgen van genoemden dag, ten 4*/2 ure, rukten
de troepen uit en namen zij, op 400 pas afstand van Djati, eene
stelling in.
Weldra werd nu uit al liet geschut het vuur geopend. Het werd
aanvankelijk flauw, maar later zeer krachtig beantwoord. De 2e
luitenant H. Gr. de Grijs drong, door eenige soldaten gevolgd, tot
aan de vijandelijke borstwering doormaar door den hardnekkigen
tegenstand, dien hij daar ondervond, bleek het onmogelijk, de ver
dedigers van Djati te verdrijven, en eindelijk moest de last tot den
terugtocht worden gegeven. En toen ook de pogingen, aangewend
om door brand- en lichtkogels brand binnen de doesoen te veroor
zaken, vruchteloos bleven, besloot de luitenant-kolonel Lammerde,
voor dezen dag de operatiën te staken. Het 18 gewonden, waaronder
de majoor M. L. G. van den Bergh, kapitein F. A. Ilorrmann
en de 2e luitenant A. R. W. Gey van Pittius, was de colonne
des namiddags te 3 !/2 uur in het bivak te Sla wé weder
gekeerd.
Den llen Januari rukte luitenant De Grijs met 40 bajonetten en 2
mortieren uit, met opdracht om van de heuvels, welke Djati om
ringden, opnieuw te trachten deze plaats in brand te schieten.
Ditmaal slaagde de daartoe, aangewende pogiDg betereen hevige brand
ontstond, en van Moeara Seban werden, ten einde de blussching te
beletten, een aantal granaten geworpen. Het vuur werd uit Djati niet
beantwoord; en toen in den namiddag een hevige regenbui losbrak, keer
den de onzen weder naar Sla wé terug. De beide volgende dagen
maakte de weersgesteldheid elke operatie onmogelijk. Den 15en werd
het vuur uit Moeara Seban hervat; daarbij raakte de achtponder
geheel onbruikbaar.
Ten einde den vijand afbreuk te doen, werd denzelfden dag de
2e luitenant F. F. Onderstijn met 40 bajonetten gezonden
naar Talang Ti ris, waar, volgens de berichten, een voorraad
levensmiddelen zou zijn opgelegd. Hij vond daar geenerlei voor
raden, doch legde, overeenkomstig de hem verstrekte opdracht, de
40 huizen, waaruit de plaats bestond, in de asch.