- 431
In den namiddag besprak Lammerée met zijnen adjudant,
luitenant Yan Stuwe, de mogelijkheid om de vijandelijke borst
wering te ondergraven en door buskruit te doen springen. Yan
Stuwe verklaarde zich onmiddellijk bereid, zulks te beproeven en
begaf zich naar Lahat om uit het artilleriemagazijn al het noodige
te halen. Na zijne terugkomst werd bepaald dat, wanneer de aan te
leggen mijn de gehoopte uitwerking zou hebben, de troepen dadelijk
de aldus verkregen bres zouden bestormen. Hiertoe werd eene colonne
aangewezen, ter sterkte van 6 officieren en 230 minderen (waaronder
de pradjoerits), onder bevel van den luitenant To mei.
Den 15en Januari, des voormiddags, werd de mijn aangelegd, terwijl
de artillerie den vijand voortdurend verontrustte. Toen zij eindelijk
was ontstoken, scheen de uitwerking zeer voldoende; volgens Yan
Stuwe had de daardoor verkregen bres eene breedte van H meter.
Men ging nu onverwijld tot de bestorming over, waarbij de officieren
in het bijzonder werden Tom ei, C. P. J. Kauffmann, De Grijs
en Onderstijn genoemdhunne soldaten uitmuntend voorgingen.
Maar het vuur des vijands werd, ondanks de ontploffing, zoo onver
poosd voortgezet, dat de tot den storm aanrukkende troepen binnen
weinige oogenblikken belangrijke verliezen leden; hierdoor ontstond
verwarring en weifeling, die de onderneming hopeloos maakte. Tom ei
moest eindigen met last te geven tot den aftocht.
Met 2 dooden (Inl. soldaten) en 28 gewonden (luitenant D e Gr ij s,
12 Europeanen, 3 Afrikanen, 11 Inl. soldaten en 1 koelie) kwam de
colonne in den namiddag te Sla wé terug.
De pogingen, den 10en en 15en Januari tot verovering van Djati
in het werk gesteld, waren alzoo mislukt. Met het oog op het dagelijks
toenemend aantal zieken meende de luitenant-kolonel Lammerée
zich voorloopig van verdere aanvallen te moeten onthouden. Hij
ontbood van Djambi zooveel troepen als daar zouden kunnen worden
gemist, en deed intusschen Djati dagelijks door geschutvuur ver
ontrusten. Den 22en Januari brak daardoor binnen deze doesoen
weder een brand uit, die echter weinig beteekende.
Inmiddels trachtte men 's vijands voorraadschuren te vernielen.
Daartoe werd eene colonne van 100 soldaten en 20 pradjoerits ter