434 omgeven, niet anders dan door de poort te naderen was. Gelukkig werd deze weinig verdedigd; na een kort vuurgevecht, waarbij een korporaal der pradjoerits gewond werd, vluchtten de muiters, die zich van den steilen wand in de rivier lieten glijden om vandaar het bosch te bereiken. Men vond binnen de doesoen een kistje met allerlei projectielen, benevens een aantal „uit bamboe vervaardigde" patronen en eenig buskruit; verder eene groote hoeveelheid padi. Nadat de versterking zooveel mogelijk geslecht en de plaats in brand gestoken was, werd de marsch vervolgd naor Talang Sawa, een schier even sterke doesoen, doch welker verdedigers slechts kor ten tijd stand hielden. Ook hier was een aanzienlijke voorraad padi, die, nadat de wallen gedeeltelijk geslecht waren, verbrand werd. De daarna bezochte doesoen Kroeng overtrof de beide voorgaande nog in sterkte. Zij werd eenigszins hardnekkiger verdedigd, doch viel ook weldra in ODze handen. Men vond er geen levensmiddelen, maar wel twee geheel gevulde salpeterfabrieken, eene belangrijke hoeveelheid houtskool en een werktuig om buskruit te maken. Alles werd hier vernield en verbrand; de colonne keerde daarop naar Lahat en den volgenden dag (24 Januari) naar Sla wé terug. Zij had den vijand hoogst gevoelige verliezen toegebracht. Bij de mogelijkheid, dat de colonne Schultze, door den slechten toestand der wegen, verplicht zou zijn over Talang Tirisen MoearaSeban terug te keeren, had de luitenant-kolonel Lammerée den 23en den len luitenant Kauffmann met 40 man in die richting uitgezonden. Kauffmann stootte, na Talang Tir is doorgetrokken te zijn, onverwacht op de doesoen Pagar Batoe, die degelijk versterkt maar geheel onbewoond was. Hij stak haar in brand en keerde daarop, niets van de colonne Schultze vernemende, naar Sla wé terug. Na de hier vermelde tochten werd voor zoover wij hebben kun nen nagaan - niets meer ondernomen om den vijand afbreuk te doen; de aanhoudende regens maakten hiertoe de gelegenheid trou wens ongunstig en, gelijk wij reeds mededeelden, een hernieuwden aanval op Djati meende Lammerée niet te kunnen wagen, zoo lang zijne macht niet was versterkt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 440