438
schikbaar aantal troepen toenam, ging de luitenant-kolonel La ra
in er ée, in het begin der maand Maart, tot de toepassing van dat
denkbeeld over. Hij ondervond daarbij veel vertraging, aangezien
een groot aantal zijner koelies tot het aanbrengen van levensmiddelen
moest worden gebezigd.
Den 7en Maart was echter een weg over den rechts van Djati
gelegen heuvel voltooid tot aan de plaatswelke voor de vestiging
van den hoofdpost van de inaluitingsketen was aangewezen. De
arbeid aan dien weg, door een militair detachement beschermd, was
niet door den vijand verontrust. Deze werd dagelijks uit Sla wé
en Moeara Seban door artillerievuur verontrust, en beantwoordde
dit met zijne lilia's zonder ons nadeel toe te brengen.
Met het bouwen van bedoelden hoofdpost werd den volgenden dag
een begin gemaakt; den 10en Maart was hij voltooid en werd hij
door een officier en 50 man bezet. Onmiddellijk werd nu een aan
vang gemaakt met het bouwen van den tweeden post, 300 pas van
den eersten en 350 pas van de vijandelijke sterkte verwijderd. De
troepen patrouilleerden aanhoudend om de gemeenschap van Djati
met andere doesoens tegen te gaan.
De vrees, door deze maatregelen bij den vijand opgewekt, dat hij
weldra geheel ingesloten zoude worden, had thans reeds (12 Maart)
ten gevolge dat de plaats door een 9-tal hoofden en verscheidene
hunner onderhoorigen werd verlaten, zoodat er, volgens de berichten,
nog slechts een paar honderd verdedigers binnen Djati overbleven.
De tweede post was den 14en Maart voltooid en bezet. Op dien
datum werden eenige muiters, met geweren en lansen gewapend, die
zich uit Gioemai Lembak naar Djati wilden begeven, door eene
patrouille, die zich te Talang Ti ris bevond, teruggedreven; zij
bekwamen daarbij een doode en twee gewonden. Den volgenden
dag vernam men dat verscheidene opstandelingen, die hunne makkers
binnen Djati moesten vervangen (welke vervanging geregeld om de
vijf dagen moest plaats hebben), naar hunne woonplaatsen waren te
ruggekeerd uit vrees van in handen der troepen te vallen. Onder
de verdedigers van Djati braken oneenigheden uit, doordien hun
eene onvoldoende hoeveelheid levensmiddelen werd verstrekt.
In den nacht van 15 op 16 Maart verdreef eene patrouille eenige