439 - personen, met lansen gewapend, die zich van Pan dan Ar an g naar Djati wilden begeven. Den 17en Maart kon de derde wachtpost worden betrokken en nog denzelfden dag werd ook de vierde en laatste post bezet. Djati was thans nauw ingeslotende tusschenruimten der posten waren klein en werden aanhoudend afgepatrouilleerd, zoodat het hoogst ge vaarlijk voor den vijand werd, zelfs bij donkere nachten door onze linie heen te sluipen. Den 18en Maart, des middags omstreeks een uur, werd het wacht huis N°. 3 door een 40-tal muiters uit Goemai Talangaange vallen. Op een afstand van 150 passen genaderd, openden zij uit hunne geweren een geweldig vuur op dien post; maar de 2e lui tenant A. C. H. Ahn, die met 20 der zijnen naar buiten snel de en, zooveel mogelijk door de boomen gedekt, dit vuur krachtig deed beantwoorden, dreef hen weldra op de vlucht. Zij lieten een, naar de kleeding te oordeelen, voornaam persoon, die gesneuveld was, en verder een geweer met eenige andere wapenen en oorlogs behoeften op het terrein liggen. Een paar dagen later ontving de luitenant-kolonel Lammerde het bericht zijner overplaatsing. Hij vertrok derhalve den 21en Maart naar de hoofdplaats Palembang om zijne functiën aan den luite nant-kolonel Happé over te geven; de majoor Van denBergh werd voorloopig belast met de leiding der militaire aangelegenheden der expeditie. De val van Djati, nauw ingesloten en steeds door artillerievuur verontrust, was nu echter binnen weinige dagen te verwachten. Vol gens alle berichten heerschte er onder de verdedigers eene moede- looze stemming en bij velen een bepaalde tegenzin in den verderen strijd en dagelijks vernam men dat zich des nachts eenige der opstande lingen hadden weten te verwijderen. Eindelijk, toen de gansche bezetting tot een 40-tal menschen geslonken was, was de positie niet langer houdbaarden 29cn Maart, des ochtends ten 7 ure, poogde deze kleine schare zich een doortocht te banen onder aanvoering van het voornaamste hoofd van den opstand, den pangeran van Tan- djoeng Siri, die tot het laatst gebleven was. Hunne onverwachte verschijning veroorzaakte een oogenblik, onder

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 445