440
soldaten en koelies, een panischen schrik. Zij werden wel spoedig
beschoten, doch wisten, met achterlating van 4 dooden, benevens
eenige wapens, waaronder 4 lilla's en 2 geweren, te ontkomen. De
evengenoemde pangeran werd door een schot in den arm gewond.
Twee uren later, toen het duidelijk werd dat Djati geheel ver
laten was, rukten de onzen die doesoen binnen. Het bleek nu, dat
zij uitmuntend voor de verdediging ingericht was; de versterking be
stond uit een aantal afzonderlijkeTlokhuizen, waarvan de omwandingen
uit riviersteenen en zware boomstammen opgetrokken waren en wijders
gevormd werden door den buitenwal en de daaraan leunende traversen.
Terwijl Djati en Slawé bezet bleven, keerden nu de niet meer
noodige troepen naar Lahat terug. Met het slechten van Djati
en van Moeara Seban werd onmiddellijk een aanvang gemaakt.
Dat Djati in onze handen gevallen was, maakte volgens den
resident een grooten zedelijken indruk op de bevolking, en verschei
dene hoofden gaven kennis van hun voornemen om zich te onder
werpen. Intusschen begreep die ambtenaar, dat het zaak was van
het behaalde voordeel partij te trekken en, om de onderwerping te
bespoedigen, militaire tochten te doen ondernemen naar al de land
streken, die zich aan verzet hadden schuldig gemaakt. Mocht in
sommige doesoens tegenstand ondervonden worden, dan zouden deze
„tot voorbeeld voor anderen" dienen getuchtigd te worden.
De resident noodigde den expeditiecommandant, majoor Yan den
Bergh, derhalve uit, in de eerste plaats door eene colonne een be
zoek te doen brengen aan Tandjoeng Moelak, en vandaar aan
Pagar Goenoeng, Moelak Oeloe en Moelak Ilir; vervol
gens de Goemai-districten en Semidang, waar eene bezetting te
Padang (Semidang) en eene étapepost te Loeboe Sepang
(Goemai Lembak) zouden moeten worden achtergelaten.
De civiele gezaghebber, die den colonnecommandant vergezellen
zou, kreeg in last bij de onderwerping der bewoners van genoemde
landschappen de volgende voorwaarden te stellen:
1°. betaling der landrenten over 1858 en 1859;
2°. het verrichten van de noodige werkzaamheden aan bruggen en
wegen ten behoeve der troepenbewegingen;