441 3°. verstrekking, waar noodig, van koelies voor het transport der troepen, en, tegen betaling, van rijst en verdere levensmiddelen 4°. het onmiddellijk opzenden der voor het etablissement te L a h a t vereischte dienstplichtigen 5°. de verschijning der hoofden voor den resident te Lahat; 6°. het opruimen der tot versterking der doesoeus dienende bam boe-doeri; 7°. het vorderen van de oeivang bangoen (bloedprijs) voor 3 koelies, welke op eene verraderlijke wijze in de nabijheid van Lahat werden afgemaakt 8°. de uitlevering van eenige hoofdendie rechtstreeks hadden deelgeno men aan het verzet, zoomede, indien mogelijk, van hunne vuurwapens (1). (1) De commandant van het Indisch leger had reeds, bij zijn advies dd. 11 Maart 1859 No. 30, het stellen dezer laatste voorwaarde ontraden: „eensdeels omdat het ach terhalen van personen, die men verantwoordelijk wil stellen voor de gerezen onrust, de taak der politie is; en ten andere omdat de uitlevering door de bevolking, welke meerendeels deelgenoot aan de onrust was, van de hoofden van den opstand, den staat van onrust dadelijk en onmiddellijk zal onderhouden, wijl er geen ware rust te ver wachten is, zoolang de bevolking kan gestraft worden wegens het niet-uitleveren van hare voormalige aanvoerders". Met dit advies vereenigden zich de Raad van Indië en de Gouverneur-Generaal, hetgeen aan den resident werd medegedeeld. Na ontvangst van het bericht van Djati's ontruiming schreef de legercommandant, generaal Yan Swieten, aan den militairen commandant van P al em bang dd. 7 April No. 22, dat naar zijne meening de volgende gedragslijn behoorde te worden gevolgd: „1°. Vergiffenis voor het verledene te schenken, mits de bevolking naar hare doe- soens terugkeere en zich verder rustig gedrage; „2°. Aanzegging dat die doesoens, welke verlaten blijven, zullen worden vernietigd (men kan het evenwel bij eene bedreiging laten, zonder zich daardoor tot uitvoeriug genoodzaakt te zien, hetgeen niet raadzaam is); „3°. Streng te vorderen dat alle wapens worden uitgeleverd, overal de bamboe- doeri worde opgeruimd en al de doesoens opengelegd worden". „Hoewel deze maatregelen" voegde de generaal er bij „meer van politieken dan van militairen aard zijn, zijn zij evenwel eene voorwaarde om de rust in de toekomst te verzekeren of de militaire tusschenkomst gemakkelijk te maken, weshalve de daar toe strekkende voorstellen gevoegelijk van u kunnen uitgaanIngeval van toe stemming (daarin, door den resident) moeten de sub 3 gestelde eischen met ernst gevorderd en door militaire maatregelen ondersteund worden". De Gouverneur-Generaal bracht deze beschouwingen van generaal Yan Swieten ter kennis van den resident van Palembang, ten einde hare opvolging aan te beve len (missive aan den Minister van Koloniën dd. 6 Mei 1859 kabinet No. 101 La. D 3.)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 447