442 Nadat de te verrichten tochten nader door majoor Yan den Ber gh met den resident waren besproken, werden twee colonnes samen gesteld de eerste (5 officieren, 200 minderen, 2 mortieren en eene ambu lance) zou onder bevel van genoemd hoofdofficier naar Penantian (Pagar Goenoeng) en wijders naar Moelak Oeloe en Moelak Ilir marcheeren; de tweede onder kapitein Ho r r ma n n (3 officieren, 100 minderen, 1 mortier en eene ambulance) zou tegen Tandjong Moelak opereeren en Loeboe Sepang bezetten. De eerstbedoelde colonne rukte den 7en April van K a r a n g Dalemop. Zij veroverde, na eenige schermutselingen der voorwacht, de doesoens Bandar Agoeng en Kedaton, welke echter evenals Pagar Alam door de muitelingen in brand werden gestoken, ver moedelijk om de onzen te beletten zich daar te vestigen. Later op den dag viel de doesoen Ba toe Roesak in handen der colonne; hier werd nachtverblijf gehouden. De controleur F. E. P. van den Bossche vernam, dat de mui telingen voornemens waren ook Penantian op de nadering der troe pen te verbranden. Aangezien de gewenschte onderwerping daardoor veeleer vertraagd dan bevorderd zoude kunnen worden, gaf genoemd con troleur in overweging, van den marsch derwaarts af te zien en te trach ten, van Batoe Roesak uit, de onderwerping der bevolking te bewerken. Dienovereenkomstig bleef de colonne gedurende drie dagen in de doesoen. Slechts bij een klein deel der bevolking hadden de in het werk gestelde pogingen de verlangde uitwerking; het margahoofd, pan- geran Radja Ngitja, kwam in onderwerping en begaf zich naar La hat, doch ofschoon de bevolking in het algemeen niet slecht gezind scheen, bevond zich het grootste gedeelte, uit vrees voor be straffing, in het bosch, terwijl sommige muiters het volk opruiden. Onder deze omstandigheden was van eene operatie tegen de beide Moelaks weinigj heil te verwachten en keerde de coloDne den 10eQ April naar Lahat terug; de resident hoopte nu, door tusschenkomst van genoemden pangeran, de bevolking tot betere inzichten te brengen. De colonne van kapitein Horrmaun vertrok den 6en April van Lahat. Zij trok door de doesoens Pagarbatoe en Soekaradja en stuitte eerst voorbij deze plaats op eenige muitelingen, welke op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 448