445
kapitein J. B. du Puy de Montbrun met 125 man de doesoen
Padang (marga Semidang) bezet; deze plaats was, evenals de
nabijgelegen doesoens Tinggi Hari, Tandjoeng Auer en
Goenoeng Meraksa, geheel verlaten.
De controleur zond onmiddellijk zendelingen uit, om de hoofden naar
Padang op te roepen en de bevolking tot terugkeer naar hare
doesoens te bewegen. Aan die oproeping gaven slechts de pasir ah
van Semidang en het hoofd van Tinggi Hari gehoor; 'de
pasirah van Groemai Oeloe zond bericht, dat hij wegens ouderdom
niet komen kon en dat zijne ondergeschikte hoofden gedeeltelijk naar
de bosschen, gedeeltelijk naar de grenzen van Pasoemah waren
gevlucht. Yan 5 doesoens werden de landrenten, als bewijs van
onderwerping, ontvangen.
In de eerstvolgende dagen hadden nu in verschillende richtingen,
van Pandang uit, excursiën plaats; den 12en Mei had een detache
ment onderluitenant To mei eene ontmoeting met een 30-tal personen,
die met eenige geweren en twee lilla's gewapend waren, maar na
de wisseling van eenige schoten de vlucht namen. De troepen
ontdekten en vernielden bij deze gelegenheid eene plaats, waar buskruit
bereid was. Den 19en Mei keerde de kapitein Du Puy deMont-
brun naar Lahat terug, te Padang eene bezetting achterlatende.
De bezetting van Penantian (op 2 officieren en 50 man terug
gebracht), die van Padang (op 2 officieren en 50 man bepaald) en
van Loeboe Sepang (thans nog 1 officier en 30 man bedragende)
werkten gunstig op hoofden en bevolking. De tochten en daarbij
voorgevallen ontmoetingen, die steeds geheel in ons voordeel afliepen,
droegen tot de onderwerping bij, en Pirahoen vond alleen in
Goemai Talang nog aanhang. Volgens de meening der hoofden
kon de rust in Lematang Oeloe niet als verzekerd worden be
schouwd, zoolang Pirahoen (met den pangeran van Tandjoeng
Siri, die zich steeds bij hem bevond) niet in onze handen gevallen
was; men stelde zich daarom voor, nog eene colonne naar Goemai
Talang te zenden, maar moest dit wegens den minder gunstigen
gezondheidstoestand der troepen nog voorloopig uitstellen.
Den 6en Juni had die tocht plaats door eene colonne, sterk 3 officieren,