447
zich nergens veilig achtte en steeds bij hunne nadering de wijk
nam naar afgelegen oorden. Den 29en September werd Goemai
Talang weder bezocht door een detachement militairen en pradjoerits;
eenige kwaadwilligen, die zich daar bij Soengei Tidoeran met
Pirahoen ophielden, verdedigden zich korten tijd, doch sloegen
weldra op de vlucht met achterlating van 2 dooden. Aan onze zijde
waren de detachemeutscommandant, luitenant Tom ei, licht, een pra-
djoerit en een koelie doodelijk gewond.
In de hoofddoesoen van Goemai Talang, te Soekaramé,
werd nu eene tijdelijke bezetting van 26 pradjoerits gelegd.
Deze slaagde er in, in den nacht van 11 December den pangeran van
Tan dj oen g Siri in zijne schuilplaats nabij Endikat te over
vallen en met eenige zijner volgelingen om het leven te brengen.
Na deze gebeurtenis kon men de rust geheel verzekerd achten.
Wel hadden ook in 1860 en volgende jaren verschillende excursiën
van militaire detachementen plaats, vooral tot verdrijving van per
sonen, die, uit het onafhankelijk gebied, op onze grenzen kwamen
rooven en moorden; wel bleven alle pogingen, om Pirahoen in
handen te krijgen, bij voortduring vruchteloos tengevolge der weinige
medewerking der bevolking, die vooral in de Goem ai-landen hem
hoogelijk vereerde, maar van opstand of van militaire maatregelen
daartegen was geen sprake meer.
De inlijving van Redjang en Ampat Lawang(1859) (1); van
bemindo, Kis am, Makakau en Belabouw, op verzoek der
bevolking (1864) en eindelijk van de P a s o e m a h-landen (1866) (2)
maakten achtervolgend aan bedoelde roof- en moordtochten een einde.
Pirahoen onderwierp zich in 1868, en na dien tijd kan men zeg
gen dat de staatkundige toestand weinig te wenschen overlaat. De
koloniale verslagen getuigen bij herhaling, dat in de Palembang-
sche binnenlanden tevredenheid, vertrouwen in het bestuur, veilig
heid van personen en goederen heerschen, in geheele tegenstelling
met de vroegere toestanden. Met Am bert kunnen wij, den blik
op dit uitgestrekt gebied slaande, wel zeggenNos armées ont aussi
travaillê pour la civilisation. E. B. Kielstea.
(1) Beschreven door W. A. van Rees: De annexatie der Redjang, 1860.
(2) n in het Indisch Militair Tijdschrift van 1870.