461 aard, komen onderlinge vechterij, min of meer georganiseerde stroo- perij niet zelden voor; prikkelbaar en opvliegend, vooral in aange legenheden vrouwen betreffende, is hij spoedig met de badé-badé bij de hand, zoodat bloedstorting volstrekt geen zeldzaamheid is, iets waaraan hij trouwens in zijn geboorteland en vroegere omgeving, waar de bloedwraak nog min of meer tot de volksinstellingen be hoort, maar al te zeer gewend is. Amokpartijen en bloedige voorval len van den meest ernstigcn aard zijn onder de Boegineezen niet zeldzaam, terwijl bij niet oordeelkundige behandeling en vermeende grieven feitelijk en gezamenlijk verzet meermalen is voorgekomen. Onder het bewind van den generaal Daendels moest een Boegi- neesche deserteur van de rijdende artillerie worden doodgeschoten. Een vijftigtal zijner landgenooten, bij hetzelfde wapen dienende, tra den bij de parade, die voor de uitvoering van dit vonnis gehouden werd, uit de gelederen om hem te bevrijden en zich op hunne offi cieren te werpen, waarvan zij er eenigen kwetsten. Een dezer officieren maakte aan dit oproer een einde, door den veroordeelde met een pistoolschot te dooden, gelijktijdig op een vasten toon aan de oproe- rigen bevelende, om in de gelederen terug te treden. De generaal Daendels, beducht voor den woelzieken geest der Boegineezen, wier diensten hij echter niet ontberen kon, liet slechts drie belhamels van dit oproer straffen. (1) Bij het vertrek naar Atjeh van het 12e bataljon in Januari 1876 bleek, nadat de troepen aan den kleinen Boom te Batavia waren in gescheept, dat een ten opzichte der soldatenvrouwen gegeven last niet naar behooren was opgevolgd, en toen men daaraan gevolg wilde doen geven, ontstond bij de Boegineezen een begin van verzet, waaraan destijds door niet verder aan te dringen een einde gemaakt werd op een wijze, die zeker hoogst schadelijk voor de krijgstucht was. Ook bij de inscheping van het 8° bataljon in December 1875 te Se- marang schenen moeielijkheden met de Boegineezen te zullen ontstaan, waaraan echter spoedig door den gespierden bataljonscommandant een einde gemaakt werd door den eersten den besten met wapenrusting en al op te nemen en hem van den wal in de gereedliggende prauw te werpen. (1) Beknopte beschrijving van den veldtocht op Java in 1811 van den luite nant-generaal Bernhard hertog van Saksen-Weimar-Eisenach.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 467