463 worden opgevoerd; wellicht zou daaraan wel wat te doen zijn, want de bevolking van het eiland Madura neemt in die mate toe, dat sommige streken van Java's Oosthoek daarmede als het ware over stroomd worden en de oorspronkelijke bevolking daardoor verdron gen wordt. Over de Maleiers, Niassers en Soeudaneezen is weinig te zeggen, ook omdat hun aantal zoo onbeduidend is, dat zij geen gewicht in de schaal leggende Soendaneezen zijn al heel weinig waard en zeker minder goed dan de Javanen. De Javanen zijn het talrijkst in het leger vertegenwoordigd, want behalve de depotbataljons en de garnizoenstroepen, waarvan het In- landsch gedeelte nagenoeg uitsluitend uit Javanen is samengesteld, telt het veldleger niet minder dan 27 Javaansche compagnieën; huu aantal is dus zeer overwegend en hunne mate van bruikbaarheid als soldaat derhalve van veel gewicht, ook in verband met de omstan digheden, dat men niet meer soldaten van anderen landaard krijgen kan en dus het aantal Javanen niet wel voor vermindering vatbaar is. Hoewel wordt erkend dat de bewijzen van moed en doodsverach ting onder onze Inlandsche soldaten (Javanen) niet zeldzaam zijn, is over het algemeen het oordeel over hen eer ongunstig dan gunstig te noemen. Het Javaansche volkskarakter kenmerkt zich door groote onderworpenheid aan de hoofden; dit nu maakt den Inlander wel geschikt om als soldaat onder goede tucht te komen en vatbaar voor het aanleeren zijner plichten, maar is volgens sommigen tevens oorzaak dat zijn krijgsmansdeugden op geen hoogen trap staan, dat hij wel er toe kan worden gebracht om in den grooten hoop en materieel door anderen gesteund mee te doen, maar dat hij in andere omstandigheden in flinkheid te kort schiet en in dat opzicht niet te vertrouwen isbovendien wordt beweerd dat hij physiek niet voldoende ontwikkeld is en eerst na langdurig verblijf in de gele deren genoeg gehard is om ook physiek aan de eischen van zijn beroep te voldoen. Op grond van een en ander kan volgens het gevoelen van zeer velen een Inlandsche compagnie niet geacht worden de noodige gevechts kracht te bezitten, en deze eerst verkregen worden door toevoeging van Europeanen; eene meening die langzamerhand zoodanig ingang

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 469