464 schijnt te hebben gevonden, dat het toevoegen van Europeanen aan Inlanders, ra. a. w. het samenstellen van gemengde compagnieën te velde als het ware gewoonte geworden is. Zoo deelt de kapitein A. W. K. ter Beek in „De vier eerste jaren van den Atjeh-oorlog", na erop gewezen te hebben dat het compagnies- ge wij ze uit een en denzelfden landaard samenstellen van de compagnieën der veldbataljons geschied is om politieke en administratieve redenen, mede, dat in tijden van oorlog „de bevelhebber nog met andere „redenen heeft rekening te houden, omdat juist dan eene gemengde „formatie (van Europeanen en Iulanders bij éétie zelfde compagnie) „bepaaldelijk groote voordeelen aanbiedt. Heeft nl. de Inlandsche „op den Europeeschen soldaat voor, dat hij spoediger eene benting „weet te bouwen of een bivak c. a. eenigszins logeabel weet in te „richten, daarentegen mag om verschillende redenen ook het Euro- „peesche element niet geheel ontbreken. Dit nader uit te werken, „zoude ons te ver voeren. Genoeg zij het mede te deelen, dat de ^generaal Pel, indachtig aan de goede werking der door kolonel „Kroesen in het Palembangsche georganiseerde compagnieën Euro- „peanen en f Inlanders), ook (in het begin van 1875) dit stelsel te Atjeh „had ingevoerd met de korpsen infanterie, die reeds daar aanwezig „waren, alvorens de hierboven genoemde 3 halve bataljons (8°, „I2e en 13e bataljon) op het oorlogsterrein aankwamen. Bij de „komst dezer bataljons,' die compagniesgewijze denzelfden landaard „vertegenwoordigden, gewerd evenwel den generaal Pel de last van „het legerbestuur, om die formatie, ongemengd als zij was, onver anderd te laten, aan welken last van zelf is voldaan geworden. „Ten slotte nog de mededeeling, dat de compagnieën volgens de „organisatie van generaal Pel uit 40 Europeesche en 80 Inlandsche „soldaten waren saamgesteld, terwijl het kader, met uitzondering van „sergeant-majoor en fourier, die beiden Europeanen waren, uit een „gelijk aantal van beide landaarden bestond; de sterkte eener der gelijke compagnie was 142 onderofficieren en manschappen. Intusschen blijkt uit de mededeeling van den kolonel Meijer, op blz. 189 van zijn boek „Atjeh van 26 December 1875 tot 4 September 1876" gedaan en luidende als volgt: „Dit stelsel van gemengde compagnieën, waartoe in Atjeh her-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 470