42 einde ook daardoor van mijne zijde een bescheiden bijdrage daartoe te leveren. Dat het vraagstuk zeer spoedig aan de orde zal komen of wellicht reeds in behandeling is genomen blijkt uit de mededeeling in de memorie van beantwoording op het voorloopig verslag omtrent de staatsbegrooting voor Nederlandsch-Indië voor 1888, luidende als volgt: „Zoodra hier te lande een keuze zal zijn gedaan, zullen „eenige getransformeerde geweren naar Indië worden gezonden en „zal met het Legerbestuur aldaar in overleg worden getreden over „de vraag, op welke wijze de transformatie van de Indische geweren „zal zijn tot stand te brengen"die toezending heeft dus waarschijn lijk reeds plaats gehad. Wat in het vorenbedoelde betoog al dadelijk de aandacht trekt is de meening dat èn de wijze waarop het repeteergeweer in Indië moet worden gebruikt, èn de eigenaardige roeping van het Indisch leger geene gelijkvormigheid van bewapening vereischenvoorts in denzelfden gedachtengang, dat men desnoods aan een compagnie of aan een bataljon een zeker aantal repeteergeweren zou kunnen geveD, om deze door de soldaten te laten gebruiken, wanneer zij er het meest behoef te aan hebben, b. v. wanneer zij op wacht trekken, transporten geleiden, een geisoleerden post moeten betrekken, enz.verder dat men desnoods een compagnie slechts voor een gedeelte met het getransformeerde geweer zou komen bewapenen en eindelijk, dat er geen groot bezwaar in gelegen is om aan de infanterie in Indië geweren van twee kalibers te geven, b. v. in dien zin dat te Atjeh het 11 mM. repeteergeweer gebruikt wordt en eene expeditie naar de een of andere plaats wordt uitgerust met een 8 mM. geweer, echter onder het beding dat bij een zelfde expeditie geen geweren van verschillende kalibers zouden mogen voorkomen, zoodat van munitie-ver warring geen sprake kan zijn. Blijkens de ondervinding was er een tijd, die echter gelukkig reeds lang voorbij is, dat men ook in Indië geen groot bezwaar zag tegen een verschillende bewapening van het Indisch leger; zoo zijn naast elkander tegelijkertijd in gebruik geweest het getrokken infanterie- geweer en het Indisch tirailleurgeweer en later is zeer tijdelijk eerst het 1 ldc bataljon en daarna het garnizoensbataljon van Banka be wapend geweest met z. g. Kuhn-geweren, maar zulk een toestand

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 48