490
guich van omstreeks 9000 man, afkomstig uit de militaire stammen
(Makbzen) en van de beroemde Neger-garde, welke in 1679 door
Moulaï Ismaïl was opgericht.
Deze militaire stammen, wier leden ,,Makhzeni" genoemd worden,
zijn ooispronkelijk landbouwers, waaraan gronden in gebruik werden
atgestaan met het doel aldus de natuurlijke verdedigers van dat
gedeelte van liet rijk te scheppen, waardoor de vorst zelf van invallen
van die zijde werd bevrijd.
De Makhzeni, evenals de Turksche Janitsaren en de Egyp
tische Mamelukken, trachtten meermalen een bijzonderen invloed
op den Sultan uit te oefenen. Om een tegenwicht tegen hunnen
invloed te verkrijgen, was door Moulaï Ismaïl de Neger-garde of
Bokhari opgericht. Deze trachtte echter zelf den Sultan te over
schaduwen, zoodat men genoodzaakt was de garde te ontbinden en
de manschappen te verspreiden.
De militaire stammen tellen tegenwoordig 200,000 weerbare
manschappen en moeten in gewone tijden 40,000 soldaten leveren.
Men heeft er echter nooit meer dan 10 a 12000 kunnen verzame
len. In den oorlog met Frankrijk in 1844 en in de Spaansche
oorlogen in 1859 en 1860 heeft men zelfs geen hooger cijfer kunnen
bereiken.
Nog een belaugrijk element voor den oorlog vindt men in do
contingenten van de Naïbas-stammen, aldus genaamd omdat zij in
het algemeen de krijgsbelasting (Naïba) betalen. De leden van deze
stammen zijn alleen verplicht te wapen te snellen, wanneer de heilige
oorlog, Djehad, in de moskeeën wordt afgekondigd.
Naar eene globale berekening moet Marokko niet meer dan 8,000,000
inwoners bevatten; als basis voor de recruteering mag echter op niet
meer dan 3,000,000 gerekend worden.
Wanneer van de bevolking van Marokko afgetrokken wordt het
gedeelte, dat niet in militairen dienst kan worden genomen, blijven
er nagenoeg 450,000 strijdbare manschappen over. In den grootsten
bloei van dien staat is het echter niet mogelijk geweest een dergelijk
aantal te vereenigen. Gedurende de belegeringen van Ceuta in
1694 en in 1792 onder de sultans Moulaï Ismaïl en Moulaï Abdallah
werd over niet meer dan 40,000 manschappen beschikt; in 1844