491
was de sterkte der troepenmacht, welke sultan Mohamad aanvoerde
tegen den generaal Bugeaud, 25,000 ruiters, 10,000 Infanteristenen
15,000 gewapende inwoners van Riff, die te laat kwamen, dus ongeveer
50,000 man.
De oproeping vau den Sultan tot dezen heiligen oorlog deed niet
meer dan 90,000 man naar de wapenen grijpen, hoewel iedereen
onder den indruk was van dezen eersten inval van vreemdelingen,
De contingenten van de verschillende stammen wapenen zich voor
eigen rekeningde ruiters en het voetvolk hebben het Arabische
geweer en een dolk; zij moeten hun kruit zelf meebrengen.
De vereeniging der mannen van eenzelfden stam, geplaatst onder
bevel van hunnen cheik of van een caïd, noemt men guich; de
verschillende guich gehoorzamen aan een door den Sultan te benoe
men hooggeplaatst ambtenaar, die er het gezag van generalissimus
over uitoefent.
De contingenten uit de vlakten El-Grharb en Ben-Auda en eenige
andere streken, welke beroemd zijn om hunne paarden, zijn voor het
gedeelte geheel voor eigen rekening uitgerust. In de bergstreken
is dit voor slechts 5°/0 het geval.
De tenten, welke men gebruikt, hebben verschillende vormen. Of
ficieren en soldaten hebben kegelvormige tenten; die van de hoofd
officieren vormen afgeknotte kegels. De tent van den Sultan (Kobba)
draagt in haar top een grooten koperen bal en is omringd door de
tenten van den Harem en de bedienden. Deze verzameling tenten
heet Aberag; daaromheen staan de tenten der ministers, van de
cavalerie, de artillerie en de genie. De vuurmonden in batterij,
geplaatst buiten den cirkel, beschermen dit eerste kamp. De Askaris
en de contingenten vormen een tweede kamp, van het eerste ge
scheiden door een socco of plein, waar de mondvoorraad wordt op
gestapeld en de transportdieren worden gestald.
In het kamp ziet men lange rijen gevangenen zich bewegen, die
aan elkander zijn vastgebonden. Dit is, zegt Gfabriel Charmes, de
wijze waarop de straf van politiekamer wordt ondergaan in Marokko.
De gestraften marcheeren, werken en slapen steeds onderling vast
geklonken.