505 Officieren werden soms gestraft met tijdelijk verlies van hun geheele traktement of een gedeelte daarvan en heetten dan te zijn „gesuspen- deert". Wij lazen het request van een vaandrig, die verzocht: „dat „zijn gage weder mag cours neemen." Menages waren nog niet algemeen ingevoerd; in de verhandeling van Robidé van der Aa over den grooten Bantamschen opstand, enz. komt eene memorie voor, waarin wordt vermeld (blz. 116), dat de Commandeur, om de discipline onder de Europeesche troepen in Bantam te verbeteren, behalve door andere maatregelen, vooral zijn doel trachtte te bereiken door „haar baasgewyse (baksgewijs) een „menage te doen houden". Liet men dus meestal den soldaat vrij in het zorgen voor zijn voedsel, niet aldus, wanneer het zijne kleeding betrof; want „tot aankoop van monteering als anderzints" werd van ieder man per maand ingehouden een rijksdaalder. (1) Geniewerken werden door den Gouverneur van het gewest aanbe steed en dan soms door genieofficieren aangenomen en uitgevoerd; zoo meldt Yon Hohendorff, dat hij de oude steenen loge te Samarang had verkocht aan een vaandrig-ingenieur, die tevens aannam voor eene bij aanbesteding bepaalde som te maken twee bastions „met de verdere „muuragie, item een gragt van buyten en een aarde wal van binnen." Bij het begin van den oorlog bestonden er reeds forten te Samarang, Djapara, Pekalongan en Tegal; in den loop van 1746 werd besloten in Hidden-Java vier versterkingen te bouwen, één te Oenarang bij paal 24, welke „de Ontmoeting" genoemd werd, ter herinnering aan de samenkomst van den Soesoehoenan en Gouvern. Genl. v. Imhoff; één te Salatiga bij paal 42 met den naam „de Hersteller"; één te Bojolali bij paal 62, genaamd „de Veldwachter" en een te Soerakarta „de Grootmoedigheid" geheeten, namen, welke klaarblijkelijk niet zonder zin zijn gekozen. De drie eerste fortjes moesten den grooten weg van Samarang naar het binnenland beschermen. Enkelen be twijfelden, of zij daartoe in staat wareno. a. zegt Hartingh in zijne memorie van Oct. 1761„schoon ik er by persisteer, dat men toch „niet verder meester is met al die vestingen, als de kanons kunnen (1) In een brief van Yon Hohendorff aan GL GL en R. v. I. dd. 17 Juli 1752 (R. A.) wordt berekend dat „een gemeen soldaet zyn geheel montering met schoenen en „linnen daerby gereekend, op niet meer als rds. 3.36 te staan komt".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 511