511
"Wat den inhoud betreft schijnt ons deze, vooral op krijgskundig ge
bied, zeer belangwekkend. De toestand van de krijgsmacht der Compagnie
in die dagen, de wijze van oorlogvoeren, het gebruik van hulptroepen
in groote verhoudingen en zoo vele andere bijzonderheden uit dien
slependen, eentoonigen, zware offers eischenden krijg, het type van een
met onvoldoende macht onzerzijds gevoerden Indischen oorlog, zijn voor
de kennis van de tactiek der Nederlanders uit die dagen van belang.
Wat onze Inlandsche tegenstanders aangaat, zij streden eene eeuw
geleden evenals nu. Bij de onderhandelingen list, tijd winnen, gehuicheld
vriendschapsbetoon; in het veld overvallingen, verpletteren door nume
rieke overmacht of bij tegenspoed oplossen en verdwijnen ziedaar de
tactiek onzer Inlandsche vijanden toen als nu en overal.
In den derden Javaanschen successie-oorlog bleek die tactiek proef
houdend. Na een zevenjarigen, uitputtenden krijg kreeg de voornaamste
opstandeling, ondanks de bekwaamheid en volharding van onze toenmalige
civiele en militaire Gouverneurs eerst baron von Hohendorff, daarna
Hartinghzijn zin. Ter wille zijner onderwerping werd in 1755 onze
vriend en bondgenoot, de Soesoehoenan van het groote Mataramsche rijk,
van de helft zijner landen beroofd, die aan den opstandeling Mangkoe
Boemi met den titel van Sultan werden toegewezen. Met groote praal
werd de nieuwe Sultan door den Gouverneur Hartingh geïnstalleerd en
daarna een plechtige verzoening tusschen overweldiger en beroofde gevierd.
De wisselende kansen van dezen slependen oorlog en de langwijlige
onderhandelingen, tot zijne beëindiging gevoerd, zijn in het werk van den
heer Louw uitvoerig geschetst. Terecht doet hij daarbij o. i. uitkomen,
dat ondanks alle inspanning en bekwaamheid onzer Gouverneurs, het
voor de Oost-Indische Compagnie ten slotte niet ongunstige resultaat der
verdeeling van Mataram, geenszins mag beschouwd worden als de vrucht van
hun beleid als onderhandelaars, maar enkel als „een onmachtig meegaan met
„te machtig geworden omstandigheden." Men was van beide zijden den
oorlog moede, maar de Inlander won zijn pleit; der Compagnie bleef
slechts over, zooals de stukken dier dagen erkennen: „van twee kwaden
't beste te kiezen."
Wij besluiten met den wenseh van den schrijver, dat zijne studie op
nieuw moge dienen om de aandacht te vestigen op den rijkdom aan nog
onverwerkte historische bronnen, in het Bataviaasch Lands-Archief
aanwezig.