BE EXPEDITIE TEGEN EDI IN MEI 1889
In de laatste dagen van de maand April van dit jaar hadden de
in toenemend aantal rondom onze versterking te Eai genestelde vijan
dige Atjehers de patrouilleswelke zich tusschen die versterking
en de koeala Edi bewogen, herhaaldelijk beschoten. Op den len
Mei was daarop eene patrouille onder luitenant De Leur uitgerukt,
om de stellingen, waaruit de vijand die beschietingen volvoerde, te
verkennen en hem zoo mogelijk daaruit te verdrijven.
Het verhaal van de verrichtingen dezer patrouille komt voor in de
Augustus-aflevering van den loopenden jaargang vaD dit tijdschrift
(Deel II, blz. 187). Zooals uit dat verslag blijkt, gelukte het den
luitenant De Leur alleen aan het eerste gedeelte zijner opdracht te
voldoen; de sterkte des vijands was reeds zoo aanzienlijk geworden,
dat slechts door de onversaagde houding van de officieren en manschap
pen der 40 man sterke patrouille, deze behouden, met verlies van 1
gesneuvelde en 5 gewonden, de versterking weder kon bereiken.
De vijand bleek zich op ongeveer 750 M. ten Noordoosten van onze
versterking in verschillende rijen kuilen te hebben ingegraven, waar
door de gemeenschap langs den weg naar de koeala werd belemmerd
zijne sterkte, aanvankelijk op 100 man geschat, bleek veel grooter
te zijn, zoodat het garnizoen van Edi niet voldoende geacht werd om
zonder hulp het omliggende terrein te zuiveren en de gemeenschap
met de koeala Edi te herstellen en te verzekeren.
Nadere inlichtingen van civiele zijde leerden, dat onder de vijanden
zich vele zoogenaamde Moslemin bevonden en dat de gezindheid der
bevolking van Edi, waarvan een gedeelte zich reeds bij den vijand
had aangesloten, te wenschen overliet.
Met het oog op den ernstig wordenden toestand was het garnizoen
van Edi, op verzoek van den militairen commandant, door den
commandant van Zr. Ms. stoomschip Macassar tijdelijk met 1 officier
en 25 schepelingen van dien bodem versterkt. De wd. assistent-
Deel II, 1889. 34