536
doen zijn van de verliezen, die wij den vijand hadden toegebracht.
Het bleek dat de vijand gedurende den nacht zijne gesneuvelden,
voor zoover die te vinden waren, op het gevechtsterrein had begraven
later zijn in de Pedawa Pontong en hij het openkappen van het
terrein nog verschillende lijken gevonden.
De troepen hielden dien dag rust.
Den 10™ werd uitgerukt naar het gevechtsveld van den 6en te
voren, en verder over kampong Koeala Edi langs het strand naar de
monding der Pedawa Pontong. Geen vijand werd gezien. De be
volking was bezig de kuilen en loopgraven dicht te werpen.
Den 11™ werd onder dekking het terrein in den omtrek der ver
sterking opgenomen. Dien dag kwamen van Kota Radja aan de
3e compagnie van het 3e bataljon (waarbij tevens het vaandel)
onder den kapitein D. R. F. van Haeften, een detachement cavalerie
sterk 25 man en 26 paarden onder den 1™ luitenant C. C.
Raaijmakers, een officier van gezondheid en eenige aanvullingsman
schappen der artillerie.
Bij de verschillende verkenningen, die na den 11™ dagelijks werden
ondernomen, werd geen vijand meer gezien. Sedert den 17™ Mei
zag men overal de mannelijke bevolking weder aan den veldarbeid
en waren de vrouwen en kinderen in de kampongs teruggekeerd.
Den 21™ Mei kwam de Gouverneur van Atjeh te Edi den stand
van zaken opnemen; ZHEG. keerde den 24™ d. a. v. met den chef
van den staf en de 2e compagnie naar Atjeh terugden 28™ volgden
de 4e compagnie, de artillerie, de genietroepen en een gedeelte der
ambulance. De verkenningen werden hij voortduring ongestoord ver
richt. Voortaan werd slechts door kleine detachementen uitgerukt,
hoofdzakelijk tot dekking der terreinopnemers.
Den 8™ Juni keerde de expeditiecommandant met demuziekende
le compagnie, benevens de rest der ambulance, den 18™ dier maand ook
de 3e compagnie met een gedeelte der cavalerie terug. De laatstover-
gebleven cavaleristen werden den 11 Juli naar Kota Radja gezonden.
Te Edi was alle3 weder in den gewonen toestand teruggekeerd.
Getrokken uit de officieele verslagen.)
G. J. van Kooten.