DE FORMATIE, INDEELING EN SAMENSTELLING DER INFANTERIE-COMPAGNIE VAN HET VELDLEGER. (Slot.) Volgens den generaal der infanterie Karei Bernard, hertog van Saxen-Weimar-Eisenaeh, van 6 Juni 1848 tot 5 October 1853 commandant van het Indisch leger (Beknopte beschrijving van den veldtocht op Java in 1811, verschenen in 1845), bezit de Javaan over het algemeen weinig moed, want, zoo drukt hij zich uit, wanneer een Indiaan zich door opium bedwelmt en geheel woedend, onder het schreeuwen van: Amok! Amok! de straten eener volkrijke stad doorloopt en met zijn kris elk menschelijk wezen, dat hij op zijn weg ontmoet, aan zijne razernij opoffert, dan neemt alles de vlucht. Of schoon nu elke Javaansche boer (sic) met zulk een kris gewapend is, en het op stond dooden van eenen amokschreeuwer door de wetten bevolen wordt, waagt het echter niemand hem aan te vallen, totdat er eindelijk eenige hunner een weinig moed vatten, en met lange pieken gewapend, den ongelukkige vervolgen en hem het leven benemen. Kan men, zoo vraagt hij, bij zulke menschen moed veronderstellen, wanneer men hun den soldatenrok heeft doen aantrekken Kan men vertrouwen op een wezen, dat door angst gedreven eenen amok schreeuwer ontvlucht, en alzoo zijne huisgenooten en betrekkingen prijs geeft, om zich zeiven te reddenkan men rekenen op een zoo schandelijk vreesachtig wezen? Dit ongunstig oordeel, uitgesproken toen de beoordeelaar nog niet persoonlijk den Javaan had leeren kennen, draagt zoo zeer het ken merk van onvolledige kennis van land en volk en van overdrijving, dat het, vooral in verband met het daarvoor aangevoerde motief, zooal niet geheel onjuist moet genoemd worden dan toch zeker slechts onder de meeste reserve mag worden aangenomen. In het werk „Mémoires sur la guerre de l'ile de Java, 1825 -- 30"

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 543