540 „De Javaansche soldaten zyn, na eenigen tijd in de gelederen ge- „diend te hebben, in garnizoen over het algemeen goede soldaten te „noemen en gehoorzaam aan de gegeven wordende bevelen, daarbij „niet tegenstrevend van aard en bedaard van zin en gemoedsbestaan. „Vele echter zijn zeer verslaafd aan het spel en het amfioen schuiven „en dezulken gaan er dan ook toe over, wanneer hunne geldmiddelen „niet toereikende zijn, om aan hunne neiging te voldoen, kleeding en „equipement te verkoopen en zelfs, niet zelden uit vrees voor straf, „te deserteeren. „Te velde zijnde, worden zij vaak tot diensten gebezigd, waartoe „de andere natiën (Europeanen, Afrikanen en Amboineezen) veel minder „te gebruiken zijn, als: het opslaan van tijdelijke verblijven voor „menschen en paarden op bivouacs en in tijdelijke kampementen en tot „andere werkzaamheden. Zij volgen strikt de bevelen hunner meer deren op, weten zich in alle omstandigheden te schikken en zich „tevreden te stellen, wanneer hun nu of dan niet juist datgene kan „worden verstrekt, waarop zij te velde aanspraak hebben en morren „en klagen in dit laatste geval niet, gelijk veelal de Europeanen en „Afrikanen doen, maar behelpen zich zoo goed mogelijk. „Voor het gevecht en tirailleur zijn zij bij uitstek geschikt. Zij „bewegen zich vlug en snel, overwinnen terreinhindernissen, enz. „van eiken aard, waartoe dikwerf de Europeaan, Afrikaan en „Amboinees niet in staat zijn, weten hun vijand te bespieden en te „bekruipen, en zijn alzoo tot sluip- en verkenningspatrouilles steeds „te verkiezen. (1) „Goed gesloten en in vereeniging met andere natiën (Europeanen „of Afrikanen) aangevoerd, trekken zij den vijand rustig tegen en blijven „kalm bij tegenspoeden. Hun minder krijgshaftig voorkomen en „hunne veel geringer lichaamskrachten, in vergelijking der zoo even „genoemde natiën, maakt hen minder geschikt den schok te weerstaan, „waarom wij hen in de colonneformatie steeds in het midden en in „bataille in het centrum, maar nimmer op de vleugels zouden plaatsen „en hen evenmin voor achterhoeden zouden bezigen. „Bovengenoemde geschiktheid als garnizoens- en veldsoldaat en vele (1) Vergelijk het aangeteekende op blz. 471.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 546