542 gedurende het tijdperk 1819 1845, hebben over het algemeen de Inlandsche soldaten (Javanen) goed voldaan. Gevallen als het afloopen van den post Aijer Bangies door de uit Bengaalsche soldaten be staande bezetting den 18den December 1827, de mislukte samen zwering onder de Europeanen der bezetting van Natal in het laatst van het jaar 1828 tot het afloopen van den post, het lafhartig gedrag eener Amboneesche compagnie, die den 4den December 1836 voor Bondjol hare officieren in den steek liet, zijn onder de Inlandsche soldaten niet voorgekomen, althans in de geschiedenis niet vermeld (Het Nederlandsch Oost-Indisch leger ter Westkust van Sumatra, 18191845, door H M. Lange). Gedurende het beleg van Bondjol en in de Noordelijke afdeeling schijnt evenwel desertie naar den vijand onder de Inlanders nog al voorgekomen te zijn, althans men vindt vermeld dat de bekende Toeankoe Tamboesie in Juli 1835 twintig met hunue wapens gedeser teerde Inlandsche soldaten in zijn dienst had en dat verscheidene gedeserteerde soldaten zich in Bondjol bij de Padries bevonden. Ook vóór dien tijd, in het tijdvak 1831 1834, zijn volgens den generaal H. I. J. L. Ridder de Stuers (De vestiging en uitbreiding der Nederlanders ter Westkust van Sumatra) in het geheel gedeserteerd 110 manschappen, waaronder 12 Europeanen; wanneer men echter in aanmerking neemt dat die schrijver op verschillende plaatsen onjuiste opgaven doet, zich kennelijk in een bepaalde richting aan schromelijke overdrijving schuldig maakt, er steeds op uit is om alles wat anderen dan hij ter Sumatra's Westkust verricht hebben in een ongunstig, ja hatelijk daglicht te stellen en vooral let op de gegronde wederlegging van vele zijner beweringeu, dan mag veilig worden aangenomen dat het opgegeven cijfer te hoog is gesteld. Maar al ware dit ook niet zoo, dan nog bestaat er in verband met het ruime tijdperk waarover dat cijfer loopt, en de sterkte, geen aanleiding om een ongunstig oordeel over de Inlandsche soldaten in het algemeen te wettigen, daargelaten nog de verschillende omstandigheden, welke daarbij in aanmerking genomen dienen te worden. Van af medio 1832 heeft aan den Padrie-oorlog deelgenomen een legioen Javaansche barisan onder den uit den Java-oorlog bekenden Ali bassa Prawiro Dirdjo, genaamd Sentot, ter sterkte van 800

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 548