548
Taras en werd bij Bra wis in zijn marsch gestuit door een troep
muitelingen, die zich achter vier versterkingen hadden opgesteld. Sodejo
beproefde een storm, maar werd door de randjoes tegengehouden.
Teruggaan wilde hij niet en nu gelukte het hem door een welgericht
vuur van zijn handvol manschappen den vijand terug te drijven en
zijn marsch naar Tatian Taras voort te zetten. Den volgenden dag,
toen Sodejo naar Pleiharie terugkeerde, vergezeld door sergeant Kramer
met 19 bajonetten, viel hij den vijand daar andermaal op het lijf,
maakte eenige wapens, goederen en vivres buit en vernielde de verster
kingen. Majoor Yerspijck betuigde zijne tevredenheid over het
gehouden gedrag en bevorderde de Inlandsche korporaals Balana en
Sahara, die zich hier bijzonder onderscheiden hadden, tot sergeant.
In de ondoordringbare moerassen van Kaijoe Mang, tusschen
Negara en Kendangan, hield zich een bende muitelingen schuil, die
nu en dan strooptochten maakte en den 19den Augustus 1861 het
postgeleide aanviel. Korporaal Sarpan bracht echter een vijftigtal
vijanden een verlies van twee dooden toe en joeg hen op de vlucht.
Op den 3d6n September 1861 viel een vijandelijke bende van 100
man onder Soeta Karsa in den kampong Tambarangan, verwondde
het hoofd, plunderde een gedeelte van den kampong leeg en wilde met
den buit wegtrekken, toen het toeval daar een patrouille van Rantau
heenvoerde. Aan het hoofd van die patrouille, tien bajonetten sterk,
staat de Inlandsche fuselier Tamosmito. Hij bedenkt zich geen oogenblik,
maar tast den tienmaal sterkeren vijand aan, brengt hem een verlies
van zes zwaar gewonden toe en slaat hem terug in de richting van
Benoea Ampat.
Tegenover al die gevallen staan echter andere, waarin de In
landsche soldaten zich geenszins van eene gunstige zijde hebben
doen kennen,
De l8te luitenant adjudant Reuter marcheert den 21sten September
1860 met een patrouille van 58 bajonetten naar Tambarangan om
den vijand, die zich daar genesteld heeft, te verdrijven: eenige ver
sterkingen worden met verlies van drie gewonden genomen en ook
de laatste benting wordt aangevallen. Reuter wijst de helft zijner
macht een goede stelling aan, en valt met de andere helft aan. Aan
de borstwering gekomen, ziet hij zich slechts gevolgd door twee