49
van honden voor militaire doeleinden, niet onopgemerkt; in den
jongsten tijd trok ook vooral het uitvoerige en met platen versierde
werk van den Franschen luitenant Jupin, getiteld „Les chiens
„militaires dans l'armëe Frangaise", de aandacht. De eerste stoot
tot eene rechtstreeksche werkzaamheid op dit gebied werd echter
gegeven door het feit, dat in den nacht van 10 op 11 Februari
1887 eene hinderlaag, door de Atjehera aan eene onder com
mando van kapitein van Neer uitgerukte patrouille gelegd, door
een hond werd gesignaleerd. In eene door den Gouverneur v Atjeh
eenige dagen later uitgegeven Commandementsorder werd naar
aanleiding van dit feit gewezen op de hooge wenschelijkheid om op
patrouille honden mede te nemen, die goed onder appèl staan en zooveel
mogelijk afgericht moeten worden op het doorsnuffelen van het terrein.
Ook het Legerbestuur achtte deze zaak van gewicht en droeg den
Gouverneur van Atjeh op tot africhting van dergelijke honden bepaalde
proeven te nemen, waartoe later ook gelden werden toegestaan. Uit
den aard der zaak vorderden deze proeven echter veel tijd; men moest
zich aanvankelijk bepalen tot dressuur van voor het beoogde doel op
het oog geschikt voorkomende honden. Over de aanvankelijke resultaten
bij de verschillende met den patrouilledienst belaste korpsen, konden
dan ook eerst in Januari 1888 rapporten worden ingediend door de
commandanten dier korpsen.
Gunstig waren die rapporten over 't geheel niet.
Practisch had geen hond, op de wijze als bij de patrouille van
Neer, diensten bewezen. Op den post, waar genoemd kapitein het be
vel voerde (Lamjong), had men echter begrijpelijkerwijze veel werk
van de zaak gemaakt en meende men een zevental geschikte pa
trouille-honden te bezitten (1); op Pakan Kroeng Tjoet was een hond
die de patrouilles volgde, vrouwen, kinderen, vee enz. ongemoeid
liet, alleen mannelijke Atjehers aanblafte en op bevel terugkwam;
op de overige door het 2e garnizoensbataljon bezette posten waren
de honden niet afgericht en blaften zij alles, zonder onderscheid,
aaD. Wel liepen zij met de patrouilles mede, maar tot doorzoeken
van het terrein kwam het niet of slechts voor zeer korten tijd,
Dl. II, 1889. 4
(1) Over deze honden wordt echter later niet meer gesproken; waarschijnlijk heb
ben zij niet aan alle eischen voldaan.