556 onder de brug te voorschijn kwamen. De helft der dekking benevens een paar ongewapenden zijn spoedig dood of gewond en slechts twee Inlandsche fuseliers, wier namen mij helaas ontschoten zijn, houden stand. Rug tegen rug houden deze den strijd tegen de hen omringende vijanden vol, een ongewapend Inlandsch fuselier heeft zich bij hen kunnen voegen, deze reikt kalm de patronen aan de beide dapperen aan, die zoo lang blijven schieten totdat hulp van Oleh Karaug en Kota Radja komt opdagen hun patronenvoorraad was toen bijna uitgeput. Bij gelegenheid van de insluiting van onze versterking te Sama- langan in de maand September 1882 deed de vijand in den nacht van 9 op 10 September, na geruimen tijd een hevig vuur op de eigenlijke versterking onderhouden te hebben, een aanval op het ten Noorden daarvan gelegen blokhuis en de daaraan grenzende bakkerij en drong, niettegenstaande een hevig vuur uit het blokhuis, door tot aan den paggar van de bakkerij. De commandant van het blokhuis, de Inlandsche sergeaut Dapoer, daardoor den vijand uit het oog verloren hebbende, liet een lichtkogel aansteken en wegwerpen in de richting waarin men den vijand meende te hooren, hetgeen echter zoo ongelukkig gebeurde dat er meer kans bestond om den paggar der bakkerij in brand te steken dan den vijand te verlichten. De Inlandsche fuselier Sangat ging daarop ongewapend de poort uit naar de plek waar de lichtkogel gevallen was, nam dien op en wierp hem naar de plaats waar hij den vijand hoorde; men kon toen uit het blokhuis zien, dat eenige vijanden nog geen vijf passen van Sangat verwijderd waren en een lans op hem gericht waszij werden nu echter spoedig neergelegd en den volgenden morgen vond men hunne lijken en wapens. Deze voorbeelden en bewijzen van moed en doodsverachting zouden bij raadpleging van detailrapporten nog met andere kunnen vermeerderd worden; voor het doel van dit opstel zijn zij evenwel voldoende. De trouw van onze Inlandsche soldateu is gedurende den ganschen Atjeh-oorlog nimmer op deugdelijke gronden verdacht; alleen bij het bouwen van de versterking te Pedir in Juni 1876 schijnt men daaraan een oogenblik getwijfeld te hebben; die twijfel is evenwel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 562