562
van beheer van het kapitaal dat aan handgelden wordt uitbetaald
en dat kan gesteld worden op 200 x 300 f 600.000, dan zeker
zal men wel moeten toegeven, dat het niet aangaat langer een toe
staand te bestendigen, waarbij alle waarborgen voor een deskundig
en nuttig beheer van 's lands gelden voor zulk een belangrijk doel
ten eenenmale ontbreken.
Bij de Alg. Order N° 47 van 1888 is de premie bij engagement
voor Inlanders van f 60 op f 75 gebracht en tegelijkertijd een po
ging tot verbetering aangewend door strengere keuring aan te be
velen; hoewel reeds daardoor het bewijs geleverd is, dat de vóór
dien tijd verkregen resultaten verre van bevredigend waren, is het
toch duidelijk, dat bij gebrek aan meer bindende bepalingen daar
omtrent, afdoende verbeteringen niet verkregen zullen worden bij het
blijven sturen in het oude vaarwater. Alleen een afzonderlijk des
kundig toezicht van eene autoriteit, die zich alleen daaraan en aan
niets anders te wijden heeft, kan na een uitvoerig onderzoek leiden
tot verbetering van den tegenwoordigen toestand; die richting moet
men uit, alleen daarin is heil te zoeken, alle andere hulpmiddelen
baten wellicht tijdelijk iets, maar niet afdoende. De vermeerdering
van uitgaven door dat deskundig toezicht teweeggebracht zal zeker
blijken ruimschoots vergoed te worden door de betere resultaten der
werving; men zal physiek beter ontwikkelde individuen krijgen met
meer weerstandsvermogen, die langer voor den dienst geschikt blijven,
spoediger dan thans bruikbaar zijn en eindelijk minder dan thans
aan onderstand behoeven uit te betalen, ongerekend nog het grooto
voordeel aan het bezit van krachtiger en flinker soldaten verbonden.
Ook moet een regeling getroffen worden, die het mogelijk maakt
als regel bij de veldbataljons geen Inlandsche fuseliers in te deelen
van minder dan twéé jaren dienst en bij de 3 of 4 veldbataljons
welke het eerst aan de beurt zijn om te velde te trekken geen In
landsche fuseliers van minder dan 3 jaren dienstwanneer men reke
ning houdt met de omstandigheid, dat zich bij het veldleger slechts on
geveer het gedeelte bevindt van de 11000 Inlanders welke de infanterie
telt en dat jaarlijksch ongeveer 1800 Inlandsche recruten bij dat wapen
worden aangenomen, dan zal wel worden toegegeven dat eene dergelijke
regeling zonder te veel bezwaar kan getroffen worden.