573
gesteld, de tusschenruimten met horizontaal liggende bamboes aange
vuld. Om de benteng was verder eene omheining gemaakt van twee
rijen palissaden, 3 M. van elkander, waartusschen buik- en gewone
randjoe's waren geplant. De toegangen waren met allerlei hindernissen
afgesloten. De blindeeringen bestonden uit kunstmatig aangebrachte
jonge bamboe, waarop de granaten afstuitten en niet sprongen en ver
der uit overdekte gangen van zwaar hout, waaronder zij zich in de bin
nenruimte ophielden en daardoor gedekt waren, zelfs tegen granaatvuur.
In 1859 hadden zij een steenen fort te Tabanio, 90 M. in het
vierkant, met muren die 3, 3 M. hong en 1, 12 M. dik waren en op korte
afstanden van binnen versterkt door steenen beeren. Het fort had vier
schoone bastions en was omgeven door eene gracht van 7 M. breed en
2 M. diep. Bovendien konden zij door den achterkant gemeenschap met
de nabij gelegen kampong onderhouden, hetgeen niet te beletten was
Verder vervaardigden zij gewone vlotten uit zware boomstammen,
bevloerd met planken, waarop een stevig geraamte van een huis
gebouwd werd. Om dit geraamte plaatsten zij onder eene helling van
35° eene dubbele rij losse balken, bestand tegen het indringen van
projectielen. Werd een balk vernietigd door langdurig geschutvuur
en ontstond daardoor eene opening, dan werd het gat van zelve weder
gedicht door den daarnaast staanden lossen balk. Voor de schiet
gaten waren openingen uitgespaard en deze met schuiven voorzien,
evenals met de versterkte ijzeren laadschouwen. De binnenruimte,
geschikt om een 60tal manschappen te bevatten, was door een
zolder van balken geheel bomvrij gemaakt.
Versterkingen in de Pasoemahlanden.
Gedurende den oorlog in de Pasoemahlanden in 1866 was de
Talang Penandingan zwaar versterkt. Deze benteng was aangelegd
in den vorm van een on regel matigen vijfhoek, omringd door een
1 M. breeden wal. Op den wal bevond zich eene stevig veranker
de palisadeering en hiervoor een paggar van bamboedoerie. Achter
den wal was de grond ongeveer 1,5 M. diep uitgegraven en in
deze uitgravingen waren van afstand tot afstand blindeeringen
geplaatst ter breedte van 4 a 5 M. en bestaande uit stevige houten
palen, bedekt met planken en eene dikke laag sessaks. Deze blin
deeringen waren over 't algemeen granaat vrijtot meerdere voorzorg