576
Versterkte stellingen.
Vei sterkte stelling aan de Peladjoe-rivier (jPalembang).
De vijaudelijke versterkingen aan de Peladjoe (zijrivier van de
Moesie) in 1821 bestonden uit vier batterijen en een aaneenge
schakeld paalwerk van zware ingeheide balken van zoogenaamd
ijzerhout, hetgeen de Moesie over de geheele lengte alsmede de
monding van de straat Gombora en van de Peladjoe-rivier afsloot,
zoodat de aanvallende schepen niets tegen de batterijen konden uit
richten, zonder zich onder hun kruisvuur te plaatsen. Dit paal
werk bestond op sommige plaatsen uit drie rijen, waarvan de
voorste alleen zichtbaar was en de twee eiuden zeer uit elkander
stonden. Na de inname der batterijen in 1821 heeft men onder
de ingeheide stammen vele gevonden, die 25 M. lang waren en
ongeveer 1 M. middellijn hadden.
De eerste batterij van twaalf stukken was aangelegd op den zuid
oostelijken hoek van het eiland Gombora, van achteren en voren
met palissaden afgesloten en bevatte vele bamboezen woningen..
Twee andere of zoogenaamde Peladjoe-batterijen, samen zestig
schietgaten bevattende, waren met eene tusschenruimte van 500—600
M. op den rechteroever van de Moesie geplaatst, de voorste
leunende met den rechtervleugel aan de uitwatering der Peladjoe
en evenwijdig aan den oever der Moesie, de volgende in de verlen
ging van de eerste. De flanken, vrij hoog zijnde, maakten het
en fileeren moeielijk, terwijl de batterijen zelve van achteren met eene
palissadeering gesloten waren, die zoowel tot verdediging van de
landzijde als om het wegloopen der verdedigers te beletten, diende.
De vierde batterij was in het midden der rivier op een opzettelijk
daarvoor aangelegd eiland gebouwd; deze had drie schietgaten en
werd ondersteund door vier drijvende batterijen, ieder met twee
schietgaten. Iedere batterij was behalve door de algemeene afpaling
aan den waterkant nog op zich zelve ontoegankelijk gemaakt door
palen en verhakkingen. Van de landzijde waren zij behalve de
pahssadeering van nature ongenaakbaar door de moerassigheid der
oevers, zoowel van de hoofdrivier als van de zijtakken. De bat
terijen waren bekleed met zware boomen en palen, naast elkander