578 aanzienlijke diepte en breedte gegraven, die steeds stroomend werden gehouden. Het voorterrein was door allerlei chicanemiddelen ontoegankelijk ge maakt en in de borstweringen lagen bamboezen kokers om door te vuren. Deze liniën waren moeielijk te bemachtigen en het heeft ons veel krachtsinspanning en veel bloed gekost er meester van te worden. Niet alleen waren de grenzen der landschappen op zoodanige wijze versterkt, maar ook bijna iedere kampong. Daar elke loeak op deze wijze begrensd was, zoo bleef tusschen twee borstweringen eenig terrein open, dat op sommige plaatsen eene breedte had van 100—800 passen, op andere daarentegen slechts een 20tal. Deze ruimte werd Btanah radjand. i. twijfelachtig of onzijdig terrein genoemd en daar werden de geschillen, die tusschen elkander gerezen waren, uitgemaakt. Tegenwoordig zijn deze versterkingen wel niet meer in zulk eenen toestand als boven om schreven, toch zijn de voornaamste kampongs ook nog heden ongeveer op deze wijze tegen vijandelijke aanvallen beschermd. Behalve deze permanente liniën werden tijdens de Padrie-oorlogen vele tijdelijke aangetroffen, die wel niet zoo sterk waren en ook niet met auwer-auwer beplant, daar het lang duurt voor deze struik een voldoenden wasdom heeft bereikt, doch welke onze krijgsbewegingen in hooge mate vertraagden. Yeel maakten zij gebruik van stroomend water, zoowel om door aanspoeling den noodigen grond voor hunne borstweringen te verkrijgen als om het water in de grachten steeds levendig te houden. De voornaamste liniën, waartegen wij te strijden hebben gehad zijn wel die van den Marapalm en die van Bondjol. Eerstgenoemde was een bergpas, de verbinding uitmakende tusschen Tanah Datar en Liutau en had eene hoogte van 1800 M, bezat steile hellingen, welke door den vijand sterk bezet waren en goed verdedigd werden uit de verschansingen (grootendeels met riviersteen opgetrok ken), welke hij op de hellingen en deu top had aangelegd. Yoorde verschansing op den top waren evenwijdig aan elkauder vier diepe grachten gegraven en het terrein tusschen deze onderling en vóór de eerste gracht was zoo vol met hindernissen, dat het eene onmogelijk heid was de verschansing stormenderhand te veroveren. Uit hunne loop-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1889 | | pagina 584